
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 4 oktober 2011, 20:50
|
|
|
Dinsdag 4 oktober, Psalm 116: 7-11; Geen steen die stoot.
Wie ooit klauterde over de heuvels van het nabije oosten, weet wat ‘stenen des aanstoots’ zijn. Zelfs op begaanbare wegen is het oppassen geblazen. Voor je het weet struikel je over een rotsblok. Het beloofde land lijkt met stenen bezááid! Soms lijkt heel ons aards bestaan op een stoffig landweg vol grijze struikelbrokken, een rotsachtige berghelling waartegen je onmogelijk op kunt klauteren. Het ene moment heb je het gevoel dat je vaste grond onder de voeten hebt, maar het volgende moment glijdt de bodem pardoes onder je weg en heb je niets anders dan in je vingers dan gruis en kiezelsteen. Het huilen staat je nader dan het lachen. De dood grijnst jee aan. De eenzaamheid is als de nacht om je heen. Nergens nog een lichtpuntje, nergens een houvast – je kunt geen kant meer op. Maar dan: een onverklaarbare kracht, een steun in je ziel, een hand die je draagt – een God, de Eeuwige, de Onnoembare. Je weet het, je voelt het, je gelóóft het: er is erEén die in mijn eenzaamheid bij me is, mijn tranen droogt, mij weer op de been en mij voor de dood behoedt. In zulke momenten kun je maar één ding doen: zingen – de God die je redde loven en prijzen. Zijn liefde is als licht om je heen. Het leven lacht je weer toe. En al is de hele wereld bezaaid met de meest verschrikkelijke struikelblokken, dankzij de liefde van deze God is er geen steen meer die je vallen doet.
O God, mijn God, die van de dood mijn redt, mijn tranen afwist! Voor het oog des Heren mag ik weer vrij in ’s levens land verkeren, geen steen die stoot waar ik mijn voeten zet.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 5 oktober 2011, 21:20
|
|
|
Woensdag 5 oktober, Psalm 116: 12-19; De beker van de bevrijding.
Dat je bij deze psalmtekst direct aan het avondmaal moet denken, is niet zo vreemd. Ons avondmaal danken we aan het Joodse Pascha. Uitgereken bij de paasmaaltijd wordt de beker van de bevrijding geheven! Wie het feest van de exodus, het feest van de uittocht viert, is een blijmoedig mens. Je gedenkt, elk jaar weer, dat de Eeuwige zijn volk heeft uitgeleid uit een land van angst en verdrukking. En daar moet op gedronken worden! De wijn fonkelt in de beker. Etend en drinkend, zingend en klinkend proeft Israël de goedheid van God. Het avondmaal in de christelijke kerk mag zich dan vooral richten op het Lam Gods, Christus Jezus, in wezen vieren wij aan de maaltijd des Heren dezelfde goedheid van de Eeuwige. Niet voor niets noemt de apostel die maaltijd ‘eucharistie.’ Dankzegging, betekent dat. We komen niet naar de tafel om daarmee te demonstreren dat wij van die keurige christenen zijn. Integendeel! Wij verschijnen als bedelaars voor Gods aangezicht. We heffen ons handje op, om van genade te leven. Maar niet alleen ons handje heffen wij op, ook de beker! Dat doen we om God te prijzen vanwege zijn onvoorstelbaar grote goedheid. Wij heffen de beker die gevuld is met wijn, het symbool van Christus’ bloed. Ja, het kostte Hem leven. Zijn liefde voor ons werd zijn dood. Mij dunkt: reden om Hem openlijk te danken, daar waar zijn leven gemeente samengekomen is…
Hoe zal ik naar geloften, toen gedaan, nu danken voor de redding van mijn leven? Ik heb de kelk van ’s Heren heil gegeven en noem voor heel het volk zijn grote naam.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 6 oktober 2011, 21:30
|
|
|
Donderdag 6 oktober, psalm 117; Groot en wijd.
De hooipsalm! Zo werd deze psalm genoemd, in de voornamelijk agrarische samenleving die in Nederland ooit was. Psalm 117 las je in de zomer, als je van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat doende was op de akkers, tussen de het koren. In de tijd van de oogst had je de handen vol aan het goud dat uit de grond was gegroeid. Dan las je aan tafel het kortste kapittel dat je vinden kon: psalm 117. Twee verzen, langer is het niet. En direct na het halleluja: de klompen weer aan… Wat wordt in deze psalm zo kort en krachtig gezegd? Dat alle volken de liefde en trouw van de Eeuwige dienen te loven! De Verenigde Naties worden opgeroepen mee te doen en een wereldwijde, internationale lofprijzing. Ja maar, niet alle die volken hebben toch dezelfde God. Die van Israël, die van kerk? Jawel, die hebben ze wél. Dat niet alle volken beseffen is een tweede, maar het ís wel zo. Althans, dat geloven we: dat er maar één God is, de Eeuwige, de Ene, wiens naam zo duister is als een mysterie en zo stralend als de dag. Ik zal bij je zij, Ik zal je dragen! Van die liefdevolle draagkracht, van die overstelpende trouw hebben de naties geen notie. Geen mens kan doorgronden hoe groot en hoe wijd de genegenheid van deze Ene is. Mist en nevel verhinderen ons menigmaal de grootheid van deze God te zien. Alles ontregelende rampen leiden tot chaos. Hartverscheurende taferelen bij schermutselingen en terreuracties doen ons vermoeden dat ook de vriendschap van de Eeuwige aan flarden is gescheurd. Maar niets is minder waar. Blijf het alsjeblieft geloven, houd de lofzang gaande: als alle kruitdampen zijn opgetrokken, zul je de oogst te velde zien staan, een wereldakker vol gouden aren, mensen, groot en klein, een oogst die niemand tellen kan.
Looft, alle volken, looft den Heer, roemt, alle naties, roemt zijn eer. Want over ons is groot en wijd zijn gunst en goedertierenheid, voor eeuwig blijft zijn trouw bestaan. Heft met ons Halleluja aan!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 7 oktober 2011, 20:55
|
|
|
Vrijdag 7 oktober, Psalm 118: 1-4; Niet vrezen.
Het is in deze psalm weer eens het oude liedje. Gelukkig maar! Opnieuw wordt de eeuwige geprezen. Om zijn trouw. De psalm begint én eindigt ermee: ‘Eeuwig duurt zijn trouw.’ Dat is nogal wat: eeuwig. Of het is een goede vertaling is, valt te bezien. ‘Eeuwig’ – naar ons besef wil dat zoiets zeggen als ‘er komt geen eind aan.’ Naar Hebreeuws besef is het veel meer zoiets als ‘van geslachte tot geslacht.’ Gods trouw verduurt alle eeuwen, de kanteling van alle tijdsgewrichten en tijdperken. Maar vooruit, een beetje kort door de taalbocht: er komt geen eind aan. Goedbeschouwd gaat de psalm over de uittocht. Alweer. Die uittocht is in de beleving van Israël een oerervaring. Die exodus war er niet eens en nooit meer, nee, die uittocht was en is er altijd weer. Elke eeuw kent zijn eigen exodus, een nieuwe vorm van oerbevrijding, geboorte uit de moederschoot, een uitweg door een donkere tunnel van nood en dood. Dat alles wordt in dit lied herdacht, in gedachtenis genomen door de ‘ikfiguur’ van de psalm. Die ‘ik’ is Israël. ‘Ik werd benauwd van alle zijden.’ Maar tegelijkertijd is die ‘ik’ de enkeling. Ook ik ben het. En u bent het. Dit lied is een lied van ieder die klem zit. Klem zat. Want uit de omklemming is Israël gered. Door wie? Door Hem die de Nabije heet en ook metterdaad nabij is. Redder is zijn naam. Met hem behoef je voor geen sterveling bang te zijn. Hij zorgt voor ruimte, zodat je weer kunt ademen. En dankzij Joshua, zijn Zoon wiens naam Ruimtemaker betekent, geloven wij dat die ruimte er óók zal zijn als onze weg eenmaal leidt door de tunnel van de dood.
Ik werd benauwd van alle zijden en riep de Heer ootmoedig aan. De Heer verhoorde en bevrijdde, Hij deed mij in de ruimte staan. De Heer is met mij, ‘k zal niet vrezen. Geen sterveling verschrikt mij meer. De Heer wil mij tot helper wezen; ik zie op al mijn haters neer.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 8 oktober 2011, 11:26
|
|
|
Zaterdag oktober, Psalm 8-14; Beter bij de Heer.
Mannen met macht… Laat me niet lachen! Mannen kunnen hooguit dénken dat ze macht hebben. Mannen hebben geen macht. De grootste macho’s houden zichzelf compleet voor de gek. De Farao’s, de Nebukadnezars, de Nero’s, de Napoleons, de Hitlers, de Saddams, de Bin Ladens, ze mogen dan denken dat ze machtig zijn, maar ze maken een grote denkfout. Ze verbinden macht aan kracht. Aan gevechtskracht: glimmende speren, flikkerende zwaarden, supersonische straaljagers, bommen en granaten, angstaanjagende terreur. Ze vergissen zich! Wat is er over van al hun machtige koninkrijken? Mannen met macht zijn vlinders van één nacht. Hun hele biografie kun je op een vloeipapiertje schrijven: opgaan, blinken en verzinken. Zó zijn ze er, met hun duizenden toeters en bellen, hun uniformen, controleposten, vaandels en vlaggen, en zó zijn ze ook weer verdwenen, weggevaagd uit het boek van de wereldgeschiedenis. U zegt: alles goed en wel, maar je zult er toch maar slachtoffer van zijn, aan den lijve ervaren hoe die mannen met macht je het leven zuur maken… De psalm kan erover meepraten. Maar de psalm praat niet alleen méé, de psalm spreekt ook tégen. Niet doen!, is het advies. Wij maken ze alleen maar machtig, met onze bewondering, met onze instemming. Vertrouw toch al hun verkiezingsbehoeften niet. Je kunt beter op de Eeuwige vertrouwen. Zijn beloften zijn niet loos. En wat Hij geeft, kunnen machten noch krachten je schenken.
’t Is beter bij den Heer te schuilen dan dat men bouwt op man en macht. ’t Is beter bij den Heer te schuilen dan dat men hulp van vorst verwacht. Toen ik mij wenden kon nog keren, omsloten door der volken ring, doorbrak ik in de naam des Heren de knellende omsingeling.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 9 oktober 2011, 11:29
|
|
|
Zondag 9 oktober, Psalm 118: 15-18; Ik zal leven.
Ons hele leven denken we aan de dood. Daar is geen enkele ontkomen aan. Naar mate je langer leeft, komt die dood steeds dichterbij. Je gaat aftellen: nu heb ik waarschijnlijk nog maar zo en zo veel jaar te gaan… Wij zouden beter kunnen weten. Ook voor wie gelooft, is de dood geen pretje. Maar een ramp betekent het niet. Integendeel! Met de dood begint er iets nieuws. En dat nieuwe zal zo ongelooflijk nieuw zijn, dat het woord ‘nieuw’ eigenlijk te versleten is om mee aan te geven hoe nieuw het zijn zal. Eigenlijk zou je je daar zolang je leeft op moeten verheugen, als een kind op een schoolreisje. Het onbekende zal wel de reden zijn dat we toch huiveren. En vanzelfsprekend ook de mogelijkheid van een lijdensweg. Bovendien: het besef afscheid te moeten nemen van wat je lief en dierbaar is. Maar toch… De psalm van vandaag gaat niet over de hemel en ook niet over de nieuwe aarde. De psalm gaat over een slagveld. Over angst neergestoken te worden. Over een wonderbaarlijke redding door Gods rechterhand. De psalm gaat over dankbaarheid. Blijmoedig roept de dichter uit: ‘Ik zal niet sterven, maar leven!’ En hoe zal hij dan de rest van zijn leven doorbrengen? Niet achter de geraniums, maar als verteller van verhalen. Hij zal doorgeven hoe groot de goedheid van de Eeuwige is. Ik zal leven. Ook al gaat de psalm niet over wat komt ná de dood, ook al bezingt dit lied juist die eraan voorafgaat, toch smokkelt de kerk sinds Pasen die gedachte vrijmoedig de psalm in. De dood is niet het einde. De dood is het begin! Ik zal leven. Ginds, in de hemelse glorie, én hier, op deze oude én straks op de nieuwe aarde, zal ik verhalen hoe groot en goed de Eeuwige is.
Des Heren hand is hoog verheven, des Heren rechterhand is sterk. Ik zal niet sterven, ik zal leven en zingen van des Heren werk.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 10 oktober 2011, 17:59
|
|
|
Maandag 10 oktober, Psalm 118: 19-23; Een wonder is onze ogen.
De kerk is een depot voor kneusjes. Het spijt me, maar ik kan er niets anders van maken. Nogal wat kathedralen doen aan iets anders denken, maar dat moet een vergissing zijn. Natuurlijk zijn ook kardinalen en andere prelaten van harte welkom in de kerk, zoals ook protestantse synodeleden en achtenswaardige kerkgangers er hartelijk welkom worden geheten, maar eigenlijk is de kerk alleen voor kneusjes. Nu wil het geval dat al die hoogwaardigheidsbekleders, van welke denominatie dan ook, goedbeschouwd zelf ook kneusjes zijn – alleen is bij sommigen dat inzicht nog niet doorgedrongen. Kneusjes zijn wij allemaal, zonder enige uitzondering: gekneusd van kinds af aan, gekneusd door het leven, gekneusd door allerhande teleurstellingen. Misschien vooral geknakt en gekneusd door wat anderen ons hebben aangedaan. Zo was en is het met Israël. Het volk der Joden is een kneusjesvolk. Wat een butsen en builen heeft Israël niet opgelopen in de loop der eeuwen! Er is er Eén die daarover beter kan meepraten dan wie dan ook. Ze hebben Hem bespuwd, bespot, gegeseld en geslagen. Het bloed droop Hem van het hoofd, toen Hij in de felle zon opgehangen werd, zo gekneusd als Hij was. Heel Israël, maar Jezus voorop: een afgekeurde steen, weggegooid, aan de kant gekwakt, waardeloos in de ogen van Jan en alleman. Maar zie, van hogerhand opgenomen, gekoesterd, gestreeld door het vroege morgenlicht van Pasen – in ere hersteld! Zo werd een vloeksteen een hoeksteen. Geen wonder dat de kerk, zijn kerk, een depot voor kneusjes is.
De steen, dien door de tempelbouwers verachtelijk was een plaats een ontzegd, werd tot verbazing der beschouwers ten hoeksteen door God zelf gelegd. Dit werk is door Gods alvermogen, Door ’s Heren hand alleen geschied. Het is een wonder in onz’ogen. Wij zien het maar doorgronden ’t niet.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 11 oktober 2011, 20:03
|
|
|
Dinsdag 11 Oktober, Psalm 118: 24-29; Hoog.
Wij mensen kunnen elkaar maken en breken. Je breekt iemand als je maar lang genieg onrustige dingen over hem vertelt. Dan maak je zo iemand kapot, je breekt hem af. Maar je kunt ook iemand ook máken, grootmaken, de hemel in prijzen.
Nu behoeven wij God niet meer de hemel in te prijzen, want daar is, Hij al. Het is wel de bedoeling dat wij Hem in die hemel prijzen, een troon verschaffen, een hoge troon. Wij kunnen - hoe gek het ook klinkt - God maken en breken. Niet dat Hij totaal afhankelijk is van onze beslissing en handelswijze. Geen sprake van! Ook al breken wij Hem tot de bodem af, dan nog is Hij heus wel in staat zich boven onze afbraakpogingen te verheffen. Maar het zou mooi zijn wanneer het zover niet komen zou. En daarom worden wij - ook in de psalm van vandaag - opgeroepen om God te máken, om Hem te verhogen! 'Komt, maak God met mij God groot': een veelzeggende psalmregel die mij nu te binnenschiet. Het is niet helemaal niet zo moeilijk lelijk te doen over God. Jekunt gemakkelijk flauwe grapjes over Hem maken, negatieve dingen over de Bijbel vertellen, de lachlust opwekken in gesprekken ver kerk en kerkmensen - maak daar maak je God alleen maar klein mee. Mensen halen dan hun schouders op en worden gesterkt in hun twijfels en ongeloof. Nee, wij zijn geroepen het tegenovergestelde te doen: God verhogen, Hem grootmaken, dat is wat ons te doen staat. 'U bent mijn God, u zal ik loven, hoog zal ik u prijzen, mijn God.' Je kunt de Eeuwige maken en breken. Breken is geen kunst. Maken is een gunst. God grootmaken deel je in zijn genade.
De Heer is God, zijn gunst verheugde ons oog en hart met vrolijk licht Nu worde 't offer onzer vreugde op zijn altaren aangericht. Gij zijt mijn God, U zal ik prijzen, O God, U roemen wijd en zijd. Laat aller lof ten hemel rijzen: Gods liefde duurt in eeuwigheid.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 13 oktober 2011, 19:35
|
|
|
Vanwege laptop-aandoeningen tot uiterlijk zaterdag geen dag. bemoedigingen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 15 oktober 2011, 17:45
|
|
|
Zaterdag 15 oktober, Psalm 119: 25:32; De weg van uw geboden.
De preek moet niet te lang zijn, de kerkdienst graag kort. Bidden is: even de ogen dicht en mompelen: ‘Here, zegen deze spijze amen om Jezus wil, amen.’ Want we hebben geen tijd, we hebben haast, we moeten nog zoveel. We vliegen van hot naar hem we hebben contacten, onderhouden relaties, kijken naar de televisie, we gaan naar de film. We worden overspoeld met indrukken, beelden, denkbeelden. En ’s nachts dromen we, verwerken we wat we zagen en zeiden, wat we dachten en deden. Maar de nacht is kort, je kunt het in een paar uur niet meer verwerken, het begint te spoken in je hoofd, het maalt door je heen, meningen worden nachtmerries, beelden spookbeelden, waanbeelden – slapen gaat niet meer, je ligt te woelen in je bed, je gaat eruit, er weer in, maar niets lijkt nog te helpen, niets, helemaal niets. God, wat moet ik nog? Help red me, bevrijd me van mijn angsten! ‘Ik druk uw richtlijnen aan mijn hart.’ Over richtlijnen gesproken… Je moet ze aan je hart drukken, die richtlijnen van God! Je moet ermee doen wat je pleegt te doen met al die waanzinnige indrukken en afmattende denkbeelden waarmee onze samenleving ons kapot bombardeert: ze opzuigen in je ziel. Lap nu alles eens aan je laars wat in de ogen van iedereen zo actueel, zo relevant, zo bijzonder belangrijk is. Heb het lef eens iets ongezien en ongehoord te laten. Neem de tijd voor wat werkelijk van waarde is. Druk de richtlijnen van het evangelie aan je hart. Drink op wat door profeten en apostelen gezegd en geschreven is. Richt je leven opnieuw in, stel prioriteiten, zoek eerst het koninkrijk van God en de rest, die komt vanzelf wel.
Ik klem mijn vast aan uw getuigenis. O Heer, laat niet vergeefs mij op U hopen! Gij zijt mijn licht, mijn dag bij duisternis, Gij doet uw woorden voor mijn ogen open, Verruimt mijn hart en maakt mijn reis gewis. Ik zal de weg van uw geboden lopen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 16 oktober 2011, 11:02
|
|
|
Zondag 16 oktober, Psalm 119: 33-40; Valse schijn. De wereld wil bedrogen worden. En aangezien ik zelf bij die wereld behoor, wil ik ook bedrogen worden. Vrijwel niemand zal daar zo openlijk vooruit willen komen, maar het is wel zo. Wij vinden bedrog leuk. Wij wensen voor de gek gehouden te worden. Neem de televisie. Die is voor driekwart bedrog. Je krijgt iets te zien wat helemaal niet overeenkomt met de werkelijkheid. Acteurs worden geschminkt, mooier gemaakt dan ze in werkelijkheid zijn. Reclamespots maken je van alles wijs: koop ons product ene je zult gelukkig wezen! Het gekste van alles is nog wel dat we ons dit geheel goed realiseren, maar ons er toch lekker door laten maken. We verlangen naar een droom, een sprookje. We watertanden liever bij een waanbeeld dan dat we bijten op het kale houtje van de feiten. Heel de recreatie-, reclame-, film- en seksindustrie is op dit fundament gebouwd. Wij, moderne mensen, wij laten ons graag leiden door valse schijn. Valse schijn? Ja, die schijn is vals. Gemeen, als een valse hond op een boerenerf. Voor je het weet ben je beschadigd door die valse schijn. Voor je het weet is je huwelijk stuk, je gezondheid geknakt, je ontslagbrief getekend, je leven verwoest. De psalm die alle letters van Gods wijsheid spelt, wijst betere wegen: niet die van de schone of valse façade, maar die van Gods goede, gouden regels. Wie mens wil zijn, schuwt de schijn!
Bewaar mijn ook, dat niet de valse schijn, Dat niet de lege vreugd mijn hart bewege. Slechts in uw spoor kan leven zijn. Vestig mijn aandacht op de rechte wegen. Doe uw beloften onverwrikbaar zijn, Immers uw knecht is tot uw dienst genegen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 17 oktober 2011, 21:43
|
|
|
Maandag 17 oktober, Psalm 119: 41-45; Zonder schaamte.
Laten we eerlijk zijn: het is in onze tijd niet meer in om bij de kerk te horen. Zo vanzelfsprekend als dat vroeger was, zo bedenkelijk is dat nu. ‘Ga jij nog naar de kerk?’, alsof het gaat over de kleuterschool, waarvoor je nu zo langzamerhand toch wel te groot bent geworden. Je zou er eigenlijk voor moeten schamen… Naar de kerk? Dat is alleen nog iets voor kinderen en bejaarden. De psalmtekst roept ons op de schaamte te laten varen. In een schaamteloze tijd zou toch zeker niemand zich moeten schamen voor het christelijk geloof! Trouwens, die vergelijking met een kleuterschool vind ik helemaal zo gek nog niet. In de eerste plaats omdat je in de kerk leert om Gods kind te zijn. Je behoeft niet zijn bureauchef te worden en ook niet zijn butler – je mag kind zijn. En wat doet een kind? Een kond speelt. In de kerk leer je als een kind te spelen voor Gods aangezicht. Daarom zingen we er, blijmoedig en vrolijk van hart. Het behoeft er niet altijd even ernstig aan toe te gaan, er mag ook wel eens een beetje gelachen worden, in die kleuterschool die ‘kerk’ heet. De wereld om ons heen, die is ernstig, die is bloedernstig. Maar in de kerk lachen we om die loodzware ernst van een vreugdeloze samenleving! En we nodigen iedereen uit mee te doen, in dat heilige kinderspel van onze goede God. Wat dat spel ons leert? De omgang met Hem en met elkaar. Misschien is dat laatste nog wel het moeilijkst. Niet steeds elkaar in de haren vliegen, onenigheden uitpraten, aandacht verdelen. In die kerkelijke ‘kleuterschool’ kun je dat allemaal leren. Het evangelie wijst ons de weg: je moet klein als een kind zijn om vrijmoedig en zonder schaamtegevoel tegen de regering te zeggen dat je de Koning kent…
Ook zal ik zonder schaamte en vrijuit voor koningen en allen die regeren spreken van uw onwankelbaar besluit, roemen de wijze lering van den Here. Ik strek mijn hand naar uw geboden uit, die heb ik lief en die zal ik begeren.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 18 oktober 2011, 21:33
|
|
|
Dinsdag 18 oktober, Psalm 119: 49-56; Een spel van snaren.
Dan moet je toch wel heel ver van huis zijn, als je wetten als liederen beschouwt! Vraag het de eerste de beste student in de rechten en je zult te horen krijgen dat het een taaie studie is: al die wetten! Je moet toch wel een enorme droogstoppel zijn om daar een liedje van te maken, laat staan een lofzang.
De dichter van psalm 119 is inderdaad ver van huis. Hij is in ballingschap, ver van Jeruzalem, ver van moederstad en vaderhuis. Wat heb je dan nog? Je herinneringen: weet je nog van toen…? Meer heb je niet. Je moet leven te midden van mensen die andere meningen hebben, andere manieren van goden die naar jouw diepste overtuiging geen enkel bestaansrecht hebben. Wat moet je dan? Dan kun je kiezen: wegkwijnen of opfleuren. Weggekwijnd ben je zo – dat gaat snel, zodra je de moed opgeeft en het moede hoofd toch laat hangen. Opfleuren is moeilijker. Daar heb je liederen voor nodig. Maar wat kun je nog bezingen? De meningen en de manieren van de Eeuwige! Wetten, zeggen we dan. Maar dat is het goede woord niet. Woorden – dat zou een betere uitdrukking zijn. Gidsen, richtlijnen, onderwijzingen. Die laten zich bezingen! Stel je voor: er is een weg om te gaan, een regel om je aan te houden, een woord dat waait als de wind. Er is een Stem die een Stem die sterkt en steunt, ook in den vreemde. Als dat geen reden tot zingen is… Span de snaren, blaas de bazuin, druk de toetsen van piano en orgel maar in, pak je stemvork, sla de maat – er is een God die met je gaat.
De wet, o Heer, die Gij aan mijn beveelt, is als een lied mij, als een spel van snaren, dat in den vreemde troostend mij omspeelt. Ik loof uw naam in nacht en in gevaren. Uw trouw hebt Gij, O Heer, mijn toebedeeld, omdat ik uw geboden blijf bewaren.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 19 oktober 2011, 21:15
|
|
|
Woensdag 19 oktober, Psalm 119: 57-64; Ik ben een vriend.
En de buren die nergens aan doen en in God noch gebod geloven? Moeten die dan buiten de boot vallen? ‘Ik ben een vriend van allen die u vrezen.’ Ja, alles goed en wel, maar je hebt toch ook een opdracht voor de wereld om je heen, de roeping iets van Gods vriendschap te laten zien aan iedereen? Moet je dan mensen die zich niet aan Gods regels houden links laten liggen? Het antwoord op die vraag is: ja. Schrik niet, laat het me uitleggen. Wie worden hier bedoeld met die mensen die God vrezen en zich aan zijn regels houden? Daar worden zij mee bedoeld die anders zijn dan de zondaars die ‘hun strikken spannen.’ En dat zijn echt geen goedoppassende, keurig levende ‘buitenkerkelijken’, maar schavuiten, zeg maar gerust: schoften. Dat zijn leugenaars en lasteraars, dat zijn – in termen van deze tijd – criminelen. Zorg ervoor dat jee van zulke mensen geen vrienden wordt! Blijf uit hun buurt, laat je niet met zulke mensen in. Voor je het weet hebben ze jou in hun strikken gevangen, met mooie beloften, leuke premies en veel zwijggeld. Mijd de criminele circuits. Dat is wat de psalm wil zeggen. Niets minder. Maar ook niets meer. Het gaat hier niet per se over mensen die om de een of andere reden niet langer naar de tempel of de synagoge gaan. Het gaat niet om kinderen die door bepaalde omstandigheden voor korte of lange tijd de weg naar de kerk niet meer kunnen vinden. Daar zou veel over te zeggen zijn, maar psalm zwijgt erover. Je hebt je handen vol aan het vermaan dat hier luid en duidelijk klinkt: wees een vriend van mensen die zich houden aan de regels van de Eeuwige. Ook buiten de kerk leven – de hemel zij dank! – heel wat mensen die zich veel aan die regels gelegen laten liggen. En wij, wij moeten hun vrienden zijn.
Aan wie U dient heb ik mijn hart verpand, Ik ben een vriend van allen die U vrezen. Uw goedertierenheid vervult het land, Ja, heel de aarde zal getuige wezen van de gedachte daden van uw hand. Laat mij uw trouw in alle dingen lezen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 20 oktober 2011, 21:10
|
|
|
Donderdag 20 oktober, Psalm 119: 65-72; Niet tevergeefs.
In het dal begint de weg naar boven. Is dat een open deur? Of een wijsheid die ons vertroosten kan? Ik houd het op dat laatste. De diepte ingaan vindt niemand leuk. Wie vertoeft er nu graag in een dal? Het is er drukkend heet of veel donkerder dan elders omdat de zon er nauwelijks komen kan. Wij willen altijd het liefst naar boven, de berg op, waar de luchten licht en zuiver zijn. Toch kan het geen kwaad eens een tijdje in het dal te vertoeven. Soms heb je geen keus. Soms moet je wel, of je het leuk vind of niet. Soms word je neergesabeld, uitgejouwd, weggepromoveerd. Er zijn van die tijden in je leven die niet de leukste, maar wel de leerzaamste zijn. Opeens besef je dat je niet automatisch en per definitie bij iedereen hoog aangeschreven staat. In je hoogmoedswaan kun je wel denken dat je de eerste en de beste bent, maar een mens kan zich vergissen. Bovendien, je kunt fouten maken, grote fouten, je kunt een misstap begaan. En gelukkig leven we in een wereld waarin niet alles wordt getolereerd. Dan zul je moeten bukken en buigen. Misschien word je berispt, ontslagen, vernederd. Misschien ga je de weg die het volk Israël ging na een lange periode van ongehoorzaamheid: de weg van de ballingschap, de weg door het dal. Lijdt de dichter eronder? Ja. Maar er is een lichtpunt. In het dal begint de weg naar boven. In de leerschool van de vernedering heeft hij kennisgemaakt met Gods goede wetten. En nu zou hij die voor geen goud meer wil missen. Het was een zware, nare tocht, de weg door het dal van de vernedering, maar het was niets tevergeefs. Integendeel: op de berg van Gods verbond dankt Hij de hemel voor wat hij in het dal moest meemaken. Niet langer behoort hij tot de hoogmoedigen.
Koud is het hart, halsstarrig hun gemoed, maar ik vind in uw wet mijn zielsverrukken. Beter versta ik: wat Gij doet is goed, Niet tevergeefs liet Gij mij, Heer, verdrukken. Mij is uw wet volmaakster overvloed Dan duizend goud- en duizend zilverstukken.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 21 oktober 2011, 08:42
|
|
|
Vrijdag 21 oktober, Psalm 119: 73-80; Ondeelbaar.
Wij hebben iets tegen Farizeeërs. Farizeeërs zijn huichelaars. Ze houden het volk de wet voor maar leven er zelf nauwelijks naar. Hypocrieten, dat zijn het! Vuile huichelaars! In de Bijbel kom je hen tegen, maar ook nu nog in de kerk, in het dorp, in de politiek, overal wemelt het van de Farizeeërs! Wie zo redeneert is aardig op weg zelf ook zo’n Farizeeër te worden, als hij het al niet is. Wie zo redeneert heeft bovendien weinig kennis van zaken. Want het mag dan zo zijn dat menig Farizeeër er het in het evangelie niet best van afkomt, in werkelijkheid was echt niet elke Farizeeër zo’n vrome huichelaar. Velen van hen waren oprecht vervuld van het verlangen onberispelijk te zijn echt niet zelf aangepraat. Dat verlangen was hun aangereikt door de Schrift. Neem nu alleen al de psalmregel van vandaag. ‘Laat mij volmaakt naar uw wetten leven.’ Kom daar nog maar eens om, in deze tijd. ‘Geen mens is volmaakt’, zeggen we – en vervolgens doen we met een gerust hart zo’n beetje alles wat in de Bijbel verboden is. Wij hebben zelfs niet meer naar volmaaktheid. Misschien omdat wij dan direct aan heilige boontjes denken – en die boontjes lusten wij nu eenmaal niet. Maar ‘volmaakt’ betekent in de Bijbel nooit en nergens ‘zonder enige zonde’. ‘Volmaakt’ betekent veeleer ‘ondeelbaar’, ‘oprecht’. Een volmaakt mens is een eenvoudig mens, zonder dubbelhartigheid. En het zou ons, christenen anno nu, sieren als wij eens wat meer verlangen doet dan zoveel mogelijk wetten overtreden, zou de kerk een licht op een berg kunnen zijn, wanneer wij kerkmensen, naar de volmaaktheid zouden streven waar psalm 119 zo vol van is.
Ik overpeins de diepten van uw wet, laat hen tot mij zich wenden die U vrezen! In alles wat uw geest heeft ingezet moge mijn hart één en ondeelbaar wezen! Dan zal ik onbesmeurd en onbesmet uw naam in heel mijn leven laten lezen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MOMO697
|
Berichten: 772
|
Geplaatst: vrijdag 21 oktober 2011, 14:09
|
|
|
Dank je wel voor het delen Mario. En dan denk ik niet aan de wetten van Mozes want die vallen nog wel mee. Dan denk ik aan de wetten van Jezus. Voorbeeldje? De tien geboden zeggen: Je mag niet stelen Jezus zegt: als je 1 van je broeders of zusters gebrek ziet lijden en je geeft niets van jezelf, dan steel je al. Hoeveel van onze broeders en zusters in de wereld lijden gebrek zonder dat wij er iets aan doen. "Help ik ben schuldig en heb Uw genade nodig."
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 22 oktober 2011, 12:24
|
|
|
Zaterdag 22 oktober, Psalm 119: 81-88; Bijna tot niets.
Daar heb je weer dat oerbijbelse woordje ‘toch’! Tóch heb ik uw regels niet laten verlaten. Is dit de toon van gepaste of ongepaste trots? Het is in elk geval de blijmoedige toon van de mens die zich erover verheugt de beste keus te hebben gedaan. Groot was de verleiding mee te huilen met de wolven in het bos, groot was ook de kans te bezwijken voor de aanhoudende pressie van gewelddadige opposanten, maar hoe riskant de situatie af en toe ook was – ze hadden bij wijze van spreken zijn graf al gedolven – toch mocht hij trouw blijven aan de zaak van zijn God. En dat stemt de dichter nu tot buitengewone grote vreugde! Toch. Ondanks alles. En dat ‘alles’ is niet niks. Ze hadden hem bijna klein. Er was weinig van hem overgebleven. Zo gaat dat, in het leven. Nog altijd. Mensen kunnen je maken of breken. En het zal je maar gebeuren dat je gebroken wordt… Door laffe kritiek. Door onverdiende verwijten. Door getreiter en terreur. Je voelt je zo klein, bijna letterlijk en lijfelijk de grond ingeboord. Weggeschoffeld. ‘Bijna was ik van de aarde verdwenen.’ Maar – dan is daar dat triomfantelijke ‘toch’! Toch heb ik uw regels niet verlaten. In een wereld vol verleiding, vol onrecht en geweld, is er een volk, een volkje, een heel klein, miserabel klein volkje, een kerkje van niks, dat de lofzang blijft zingen, trouw aan Gods goede geboden en rijke beloften. Gezegend ben je, als je bij dat volkje – soms tot bijna niets teruggebracht – behoren mag!
Bijna tot niets ben ik teruggebracht, toch heb ik uw bevelen niet vergeten. Richt mij weer op en geef mij nieuwe kracht, Uw goedheid, Heer, is immers ongemeten, Opdat ik uw geboden trouw betracht, aan allen uw getuigenis doe weten.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 23 oktober 2011, 00:02
|
|
|
Zondag 23 oktober, Psalm 119: 89-96; Aan alles komt een eind.
Rozen verwelken, schepen vergaan. Het houdt een keer op. Alles houdt een keer op. Het mag nog zo mooi zijn, hoe volmaakt ook, er komt op een dag een eind aan. Alleen de liefde, zo weet het bekende rijmpje, de liefde blijft eeuwig bestaan. Maar wat is dat eigenlijk: liefde? Dat kan onmogelijk dat vlindergevoel zijn, dat je had toen je jong was en helemaal hoteldebotel werd, alleen al bij het zien van die ene. Liefde is: trouw zijn, het goede zoeken voor degene die je bemint, nog altijd een warm gevoel krijgen als de naam van die ander klinkt. En laat dat nu zijn waar de Thora voor ogen staat! De wet van de Eeuwige, dat aloude woord dat ooit aan Israël zo helder gegeven is, beoogt niets anders dan de liefde. Dat woord van de Eeuwige wil voor die liefde een begaanbaarbare weg wijze, een pad in door de woestijn. De Thora van Israël is een handboek voor liefhebbers, een gids voor minnaars. Het staat vol verhalen – over mensen die de liefde kwijtraken en toch weer vonden. Het staat vol verhalen – over mensen die de liefde kwijtraakten en toch weer vonden. Het staat vol wegwijzers: wat te doen wanneer je de weg van Gods liefde uit het oog verliest, hoe te handelen in het geval je wordt verleid tot praktijken die het daglicht niet kunnen zien. Heel die Thora is één goede gids naar het land dat Liefde heet. En die gids, die temidden van alles wat opkomt, blinkt en weer verzinkt, een blijvertje! Aan alles komt een eind, maar het Woord van de Allerhoogste houdt stand, van geslacht op geslacht, ja tot in eeuwen der eeuwen. Alles wat menselijk is, loopt langzaam maar zeker in de fuik van de vergankelijkheid, maar dat eeuwig blijvende woord van de Levende wordt alleen maar groter, sterker en ruimer – totdat het eenmaal de hele kosmos doordringen zal.
Ik ben de uwe, Heer, uw bondgenoot, verlos mij toch, ik leef naar uw beslioten. De goddelozen haken naar mijn dood, maar uw verbondstrouw zal hun opzet sluiten. Aan alles komt een eind, hoe schoon, hoe groot, maar, Heer, uw wet gaat elke grens te buiten.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MOMO697
|
Berichten: 772
|
Geplaatst: zondag 23 oktober 2011, 20:49
|
|
|
oh? ist niet de bedoeling dat we reageren?
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 23 oktober 2011, 21:02
|
|
|
MOMO697 schreef: | oh? ist niet de bedoeling dat we reageren? |
Mag, hoeft niet.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 24 oktober 2011, 08:54
|
|
|
Maandag 24 oktober, Psalm 119: 97-24; Mijn ziel en zaligheid.
De wereld mijden. Is dat wat het evangelie ons vraagt? Radio en televisie de deur uit? Kranten ongelezen naar het oud papier? Op zondag hooguit naar de kerk? Exclusieve vriendschappen: alleen met medechristenen? Geen sprake van! Het gaat in dit deel van de langste psalm inderdaad over mijding. Maar het gaat niet over wereldmijding. Het gaat over wereldwijding! De dichter zoekt goede, begaanbare wegen. En die zoekt hij niet alleen voor zichzelf, die zoekt hij evengoed voor alle mensen. Die ‘ik’ uit de psalm is geen enkeling. Die ‘ik’ is Israël, het volk van de Eeuwige. Maar ook dat volk wil een wegwijzer zijn, een gids voor alle volken. Het gaat in deze psalm om een woord voor de hele wereld. En dat woord voor de hele wereld roept ons toe: blijf met je vingers van het kwaad, zet je voeten niet op slechte wegen! Daar is niemand mee gediend. Jij zelf niet, maar ook de mensen om je heen niet. Daar gaat alleen de wereld maar ten onder. Laten we met z’n allen het goede doen, wandelen op betrouwbare wegen, op de paden van het recht. De psalmberijmer wordt er lyrisch van. ‘Gij zijn mijn ziel, mijn zaligheid, mijn zegen.’ En zo is het maar net. Er ligt zoveel heil in de Thora, er zit zo’n ongelooflijk grote schat verborgen in de wijsheid van Gods woorden… Ontdek het maar! Breng je leven op orde, laat je niet langer in met wat leeg is, loos, godloos. Richt je op wat waarde heeft, op wat kosjer is, zuiver, eerlijk. Vraag je bij alles af: kan ik hier de Eeuwige mee onder ogen komen? Wie op die vraag steeds ja kan zeggen, leeft in vrede. Die zingt elke morgen: Gij zijt mijn ziel, mijn zaligheid, mijn zegen.
Ik heb mijn voet van ’t kwade pad geweerd opdat ik gaan zou in uw goede wegen. Ik wijk niet af van wat uw woord mij leert, want zó alleen kom ik uw aanschijn tegen, Gij hebt U in trouw tot mij gekeerd. Gij zijt mijn ziel, mijn zaligheid, mijn zegen
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 25 oktober 2011, 20:44
|
|
|
Dinsdag 25 oktober, Psalm 119: 105-112; Een eeuwig baken.
De dagen worden korter. Steeds vroeger wordt het donker. We kunnen slimme dingen verzinnen om het licht een beetje op onze hand te krijgen en afspreken massaal de wijzers van de klok een uurtje te verzetten, toch valt er niet aan te ontkomen: langzaam maar zeker hebben we steeds minder licht. Een ramp? Niet echt: we ontsteken onze lampen. En zo zoeken we een weg door het donker: fietsers in de straten, auto’s op de wegen, we zijn allen als schepen op de zeeën – we koersen verlangend aan op het wekende havenlicht. Zo, zegt de psalm, is het woord van onze God. Het is als een licht in een donkere wordende wereld. Niet dat je het constant met een stralende krans omgeeft. Je moet niet denken dat je dankzij dat goddelijk licht nu nooit meer eens zou struikelen zult. Was het maar waar! De psalm spreekt over voortdurend gevaar, over valkuilen en valstrikken. ‘Zondaars hebben voor mij een net gespannen.’ Nee, het eeuwige baken voor Gods woord is nog niet de stralende zon van de grote zomer die komen zal. Maar toch, je hebt licht genoeg om het gevaar te zien aankomen. Je hebt licht genoeg om het gevaar te zien aankomen. Je hebt licht genoeg om de losliggende tegels te zien, de lijntjes die men over de weg gespannen heeft om jou eens flink op je gezicht te laten vallen. Dankzij dat licht van Gods liefde word je kritisch ten aanzien van wat zich aandient in de wereld van alledag. ‘Moet kunnen’, is al gauw de boodschap. ‘Volmaakt onschuldig’, staat er allicht op het etiket. Maar in het licht van de aloude woorden weet jij wel beter. Oude trucs in moderne verpakking: oppassen is de boodschap. God dank: je hebt een licht, een lamp. En een veilig haven voor ogen.
Uw woord is een lamp, een helder licht, een schijnsel op mijn pad, een eeuwig baken dat in de duisternis mijn schreden richt. Ik zwoer en ik begeer het waar te maken, dat ik zal wandlen voor uw aangezicht, dat ik uw recht zal roepen van de daken.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 26 oktober 2011, 20:16
|
|
|
Woensdag 26 oktober, Psalm 119: 113-120; Schuilplaats en schild.
Nu kan ik wel weer zo’n mooi tekstbloempje plukken uit het psalmenpark en dat een keurig plekje geven in een meditatief vaasje, maar ik denk niet dat daar iemand op zit te wachten. Hoewel… Daar wachten wij waarschijnlijk juist wél op! Dolgraag willen we altijd weer horen dat God een schuilplaats is en een schild. Toch is het niet mijn taak in wilde weg tekstbloempjes te plukken. Ik moet minstens oog hebben voor de context, voor de hele border waarin het tekstbloempje staat. En wat ontdek ik dan? Data het hier in de psalm gaat over dubbelhartigen. Het gaat over hen die God willen dienen, maar dan wel hinkend op twee gedachten. Zijn dat degenen die gedurig door geloofstwijfel worden overvallen? Nee, over zulke twijfelaars gaat het hier niet. Het gaat hier over mensen die van twee walletjes willen eten. Een beetje vroom én een beetje heidens. Een beetje christelijk en een beetje atheïstisch. Een beetje goed en een beetje slecht. De dichter van de psalm moet er niets van hebben. Hij heeft een bloedhekel aan zulke mensen. Maar wat wil je? zo protesteer ik zachtjes. Wie ziet kans om volmaakt in heiligheid te leven? Ik in elk geval niet. Ik wil wel, maar het lukt me niet. Hoe doet die dichter dat dan? Of het hem volkomen lukt, staat nog te bezien, maar in elk geval geeft hij wel aan in welke richting hij het zoekt. Hij zoekt zijn schuilplaats en schild bij God! In Hem is er geen kans om vrij te blijven van dat dubbelhartige, huichelachtige gedoe van hen die van twee walletjes eten. Telkens als ik weer word verleid, kruip ik in mijn schulp – en die schulp, die schelp, is Hij de Allerhoogste: mijn schuilplaats en mijn schild.
Mijn lust is, slechts te willen wat Gij wilt. Ik haat die U met dubbel hart beminnen. Gij zijt voor mij een schuilplaats en een schild, Want in uw woord doet Gij mij overwinnen. Bozen, laat af, dat ik in God verstild mij dag aan dag op zijn gebod bezinne.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 27 oktober 2011, 19:17
|
|
|
Donderdag 27 oktober, Psalm 119: 121-128; Wees gij mijn borg.
Mijn Borg en Zaligmaker – ik vond dat vroeger altijd maar een ouderwetse uitdrukking. Maar van lieverlee is die gedachte verdwenen. Dat zo stoffige klinkende woord ‘borg’ is goedbeschouwd een hypermoderne uitdrukking! Dan denk ik niet eens allerlei waarborgfondsen waarop je een beroep kunt doen in het geval gekochte producten niet aan de verwachting voldoen. Ik denk vooral aan de wereld van de techniek. Een borg is een onderdeel van een apparaat dat ervoor zorgt dat grote ongelukken uitblijven. ‘Er zit een borg op’, zeg je dan. ‘Kijk maar, het kan niet vastlopen, daar zorgt de borg voor.’ Zo’n borg is onze God! Als de nood het hoogst is, komt zijn redding dichtbij. Daar staat Hij borg voor. Op die uitredding doet nu de dichter van de psalm een beroep. Erg gemakkelijk heeft hij het beslist niet. Er is sprake van onderdrukkers, van hoogmoedigen. Gods wet wordt geschonden. Er moet hoogmoedig ingegrepen worden! Wat de dichter precies bedoelt. Blijft onduidelijk – maar je ziet zomaar de ellende van de ballingschap voor je: deportatie, minachting. Het is allemaal ten hemel schreiend het is godgeklaagd! En daarom roept de dichter nu Gods hulp in. ‘Waarborg het geluk van uw dienaar, sta niet toe dat hoogmoedigen mij verdrukken.’ Hier klinkt de stem van Israël, die van de mensheid, de eeuwen door.
Mijn Borg. Daar zit ons woord bergen in: veiligstellen. Wie een borg heeft is geborgen. In het uiterst geval is dat het enige dat een mens werkelijk nodig heeft: geborgenheid. En terecht zoekt de dichter die geborgenheid daar waar die exclusief te vinden: bij God alleen.
Gerechtigheid en recht heb ik gedaan, Geef mij niet over aan wie mij verdrukken. Zij klagen mij op valse gronden aan, Buigen het recht om mij te laten bukken. Wees Gij mijn borg en doe mijn recht bestaan, Spreek Gij uw woord en breek hun trots aan stukken.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 28 oktober 2011, 19:50
|
|
|
Vrijdag 28 oktober, Psalm 119: 129-136; Wonderbaar.
Een wonder – dat is in elk geval iets waar je van opkijkt. Is het woord van God een wonder? Menigeen kijkt er niet meer van op. Menigeen kijkt er op néér. De Bijbel? Hopeloos ouderwets! Geen boek van deze tijd! Weg met al die oude oude geschriften! Vroeger konden ze misschien dienst doen als heilige boeken – nu niet meer. Leuk voor het archief, aardig voor het museum, maar beslist niet meer bruikbaar in onze huidige samenleving. Opruimen, weg met die handel! De dichter van de psalm denkt daar anders over. ‘Uw richtlijnen zijn voor mij een wonder.’ En dat vind ik nu weer een wonder: dat er nog mensen zijn voor wie het woord van God een wonder is! Goedbeschouwd is die Thora ook werkelijk een wonder. Kijk om je heen: goedheid is allang niet meer normaal. Moord en doodslag zijn aan de orde van de dag. Een puber die een bejaarde naar de overkant van een drukke weg loodst? Ze staan nauwelijks meer voor je op in bus of trein! De samenleving verloedert, de maffia is aan de winnende hand – voor je het weet wijkt heel onze samenleving voor de terreur van extremisten, van welke tongval dan ook. Het kwaad wordt normaal! Of moet ik relativeren en benadrukken dat er niets nieuws onder de zon is? Als ik de psalm goed lees, was het in de tijd van de dichter niet totaal anders. En juist daarom is het woord van God in zijn ogen een wonder. Stel je voor: wegwijzers naar een samenleving waarin recht en liefde ministers zijn. Een wonder! Daar kun je niet zuinig genoeg zijn.
Hoe wonderbaar is uw getuigenis. Ik zal het altijd in mijn hart bewaren. Wanneer uw heilig woord geopend is zal ’t als een licht het duister op doen klaren. Gij maakt verdwaalden van hun doel gewis, uw kennis maakt onkundigen ervaren.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 29 oktober 2011, 11:58
|
|
|
Zaterdag 29 oktober 2011, Psalm 119: 137-144; Al ben ik klein.
Klein is fijn – maar zo af en toe zou iedereen toch wel iets groter willen wezen. Soms heb je het gevoel dat je niet meetelt, dat zo ongeveer alle andere mensen groter zijn dan jij. Misschien niet letterlijk, niet lijfelijk, maar wel figuurlijk: belangrijker, aanzienlijker, meer geliefd. In onze samenleving heb je dat gevoel al heel gauw wanneer je overtuigd christen wilt zijn. ‘Jij, naar de kerk, elke zondag? Man, wat ouderwets! Geen seks zodra je een relatie hebt? Wat bekrompen! Nooit een keertje flink doorzakken na een avondje stappen, lekker laveloos op je bed je roes uitslapen? Wat achterlijk!’ In gedachten zie ik Paules, de apostel. Klein – dat was hij. Niet voor niets heette hij Paulus. ‘De kleine’ betekent die naam. Ontelbare malen heeft men pogingen gedaan hem nog kleiner te krijgen dan hij al was. Hij is gekleineerd, uitgelachen, halfdood gestenigd, opgesloten. Maar in al die omstandigheden bleef Paulus trouw aan zijn Zender. Hij had maar één passie: het evangelie van zijn Heer wereldwijd verkondigen. Niets wilde hij liever. Alle volken moesten het horen: hoe groot Gods genade is voor ieder die gelooft. Paulus verkondigde een God die een zwak heeft voor het kleine. Niet alleen de eerste, niet alleen de beste staat bij onze Vader hoog genoteerd; ook – en soms denk ik wel eens: vooral! – de minste, de geringste, de kleinste! Dus: wanhoop niet wanneer op mensen op je neerkijken. In Gods koninkrijk staan nederigen van hart hoog genoteerd. Bij God zijn de kleinste de grootste.
Uw woord is louter en volkomen rein. Uw dienaar houdt het steeds in hoge ere. Al word ik ook veracht, al ben ik klein, met uw beloften blijf ik stil verkeren. Heer, uw gerechtigheid zal eeuwig zijn, uw wet is waar, uw recht zal triomferen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 30 oktober 2011, 11:38
|
|
|
Zondag 30 oktober, Psalm 119: 145-152; In de lange nachten.
Soms lukt het niet. De slaap wil niet komen. Of je slaapt eventjes en dan, midden in de nacht – je hoort iets: een windvlaag, toch geen onraad? Je bent wakker, klaarwakker, en de slaap wil niet meer komen. En dan? De situatie waarin de psalmdichter zich bevindt, is veel ernstiger. Hij ligt wakker vanwege sluwe vervolgers. Ze hebben hem bijna te pakken. Ga dan maar eens rustig slapen… Wat doe je dan, als je zo ligt te tobben? Je gaat je bed uit, je drinkt een glaasje water, je kijkt naar de herhalingen van het journaal je zapt langs oude films en ranzige reclames die blijkbaar het daglicht niet kunnen verdragen. Ja, zulke dingen doen wij. Maar de psalmdichter doet iets anders. ‘In de uren van de nacht houd ik mijn ogen geopend en overdenk uw woord.’ Dat is andere kost! Hier is iemand aan het woord die zijn bed niet uitgaat. Stil blijft hij liggen. Hij knijpt zijn ogen niet dicht, in een krampachtige poging toch de slaap weer te vatten. Hij telt zijn schaapjes. Hij kijkt met open ogen naar de Goede Herder. Hij overdenkt Gods woord. Hoe je dat precies? Misschien ken je een Bijbelgedeelte uit je hoofd en zeg je stilletjes die woorden op. Misschien zie je in gedachten de kinderen van Israëls, gaande door de Rode Zee, op weg naar Kanaän. Misschien zie je zitten in Babel, in ballingschap, trouw aan Gods goede geboden, levend van zijn beloften. Misschien volg je in gedachten Jezus op zijn weg van stad naar stad, kinderen zegenend, zijn brood delend met wie weinig te eten heeft. Ook al zou de slaap niet komen, uitgerust zul je opstaan, fris als de nieuwe dag!
Nog voor het morgengrauwen roep ik luid: Heer, komt te hulp, ik blijf uw woord verwachten. Naar uw beloften zien mijn ogen uit des avonds laat en in de lange nachten. Wanneer Gij uw genadig oor ontsluit word ik weer levend na mijn bange klachten.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 31 oktober 2011, 20:23
|
|
|
Maandag 31 oktober, Psalm 119: 153-160; Dagelijks brood.
Vandaag, 31 oktober: Hervormingsdag. Lang niet overal wordt deze dag gevierd. In rooms-katholieke kring vanzelfsprekend niet. Stel je voor: Luther was geen hervormer; hij was een afvallige, een ketter! Ik stel me zo voor dat menigeen in de Rooms-Katholieke Kerk de dagtekst vandaag zeer waarderen kan juist met het oog op protestanten. ‘Ik zie de afvalligen en weerzin vervult mij, want zij houden zich niet aan uw woord.’ Moet je die beeldenstormers nu eens tekeer zien gaan! Intussen leefde in het andere kamp een soortgelijke gedachte. Kijk nu toch eens hoe die monniken in die kloosters leven: hun dikke buiken verraden al dat ze van waarachtige godsvrucht weinig begrepen hebben! En dan de pausen in Rome, met hun pracht en praal... Wie kan daar nog de Geest van Christus in ontwaren? De gelofte van armoede? Een lachertje! De gelofte van het celibaat? Laat de minnaressen en huishoudsters het niet horen! En wat te denken van de aflaathandel? Voor vergeving grof geld laten betalen, om met dat kapitaal een kathedraal in het Vaticaan te kunnen bekostigen – een schande is het! We moesten met z’n allen vandaag maar een toontje lager zingen. Reformatie en Contrareformatie, protestanten en katholieken, we hebben allemaal boter op ons hoofd. We konden beter ons sámen schamen en sámen psalm 119 zingen. Wie in dat oude lied met die ‘afvalligen’ worden bedoeld? Allen die Gods goede geboden met voeten treden. Hoe anders de dichter, het ware oprechte Israël! Voor het volk van de Eeuwige zijn Gods geboden als brood, dagelijks brood. Om van te smullen! Voor zulke protestanten is elke dag: hervormingsdag!
O Here, uw barmhartigheid is groot. Laat uw bevelen mij tot leven wekken. Talrijk zijn mijn vervolgers, zie mijn nood, maar ik blijf steeds mijn handen naar U strekken. Want uw geboden zijn mijn dagelijks brood, ik haat ze die zich aan uw woord onttrekken.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 1 november 2011, 21:28
|
|
|
Dinsdag 1 november, Psalm 119: 161-168; Zevenmaal daags.
Zevenmaal – dat is nogal wat! In menig gezin is het al een geweldige prestatie om de boel één keer per dag stil te krijgen voor de afsluiting van de maaltijd. Een korte lezing uit de Bijbel, een kort gebed – voor velen is dat alles al een brug te ver, veel te veel gevraagd. Zevenmaal – dat is leuk voor monniken en nonnen in een klooster; daar doen ze dat nog, letterlijk: zevenmaal per dag schuilen zij weg in de kloosterkerk, om psalmen te zingen. ’s Morgens in alle vroegte, als de zon nog niet eens is opgegaan, luidt de eerste klok. En dan volgt daarop, als in het ritme van de hartslag, gedurende heel de dag een reeks van gebedstijden. Totdat de zon weer onder is en in de avond van de nacht. Zevenmaal – ja, in kloosters kan dat nog. Maar twee hoog achter in de Schildersbuurt? Kom er maar eens om als de ganse dag in jouw fabriek een popzender lawaai uitbreekt. Zevenmaal? Nog niet aan éénmaal komt je toe… Toch zou het een zegen zijn: bij elke maaltijd, even een moment van bezinning. Waarom wel voedsel voor de maag en geen voedsel voor de ziel? En dan het ochtend- en avondgebed: samen met die drie maaltijden kom je dan al op vijf keer per dag. En als je dan ook nog eens ’s morgens bij de koffie en ’s middags bij de thee een korte dankzegging zou uitspreken, zomaar stilletjes, terwijl je weer terugloopt naar je werkplek… Dan zou je precies doen wat de psalm ons voorhoudt. Ik zeg níet dat het zo móet. Ik zeg alleen dat het kán. Zevenmaal daags. Je kunt het slechtere medicijnen voorgeschreven krijgen…
Zevenmaal daags zeg ik uw goedheid dank, Rechtvaardig is uw wet en mij ten zegen. Dit geeft mijn loflied innigheid en klank. Zij die uw wet beminnen, gaan uw wegen. Zij wandelen voort in uw vrede, vrij en frank, geen struikelblok, geen onheil houdt hen tegen.
|
|
Naar boven |
|
|
|
|
|
|
|
 |
|