
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 19 december 2011, 18:13
|
|
|
Maandag 19 december, Psalm 145: 7-14; Met macht en majesteit.
Nog even en het is kerst. Een koning in de kribbe. Is dat het koningschap waar psalm 145 overspreekt? Dat lijkt me niet. De psalm spreekt over een koning die geduchte daden doet, die groot en goed is en zicht ontfermt over heel zijn schepping. De psalm gaat over God. Niet over Jezus. Jezus deed geen geduchte daden. Nu ja, Hij genas zieken en wekte zelfs doden op. Maar de Romeinen verdreef Hij niet uit het land, laat staan dat Hij de wereld herschiep en zorgde voor een nieuwe aarde. De glorie van Christus moet je met een vergrootglas zoeken. Een kribbe, een kruis, een kroon van doornen. Het is maar wat je glorie noemt…. Wat moeten we eigenlijk met dat naderende kerstfeest? Is dat niet puur romantiek: dat kindje in een stal, de herders en de engelen, de wijzen en hun geschenken – één groot, maar volledig achterhaald sprookje? Ik dacht het niet. Ik geef toe: van Gods onmetelijke glorie is de komst van Christus maar een kleine afspiegeling. God is groter dan Jezus. Hoewel… Kan God nog groter zijn dan juist in de kleinheid van zijn kind? Kan de glorie van de Eeuwige meer schitteren dan in de wijze waarop Christus mens was met de mensen, met een open oog en een open hart voor zieken, de zwakken, de zondaren? Hoe kan God een groter God en Koning zijn dan in de liefde van de Mensenzoon?
Zij roemen in uw koningschap, o Heer, zij stellen in uw heerlijkheid hun eer. Al wie hen hoort zal weten wie Gij zijt: een vorst, bekleed met macht en majesteit. Uw heerschappij is over alle tijden, Ieder geslacht zal zich in U verblijden. Die dreigen te bezwijken wilt Gij schragen en Gij richt op, die zijn terneergeslagen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 20 december 2011, 07:05
|
|
|
Dinsdag 20 december, Psalm 145: 15-16; Gij opent uw hand.
Ik geloof er niets van. Brood op z’n tijd. Moet je eens in Afrika gaan kijken! Terwijl de vrachten meel van de voedselhulp in de haven staan te bederven, sterven duizenden broodmagere hongerlijders. En dan zeker deze psalm citeren bij hun begrafenis? Een lachertje, een klap in het gezicht van mensen die tevergeefs hun leven lang op God hoopten. ‘Allen zien hoopvol naar u uit.’ Ja, dat zal wel, dat zie ik zomaar voor me. Maar dat brood, op de juiste tijd? De psalm liegt. Dus: wordt het niet hoog tijd dat ik nu eens dat psalmboek afval en met de psalmen de hele Bijbel in de prullenbak stop? Moet ik dan altijd maar weer die Bijbel verdedigen en het opnemen voor die irritante psalmen, tegen beter weten in? Brood op de juiste tijd… Hoe velen zijn er alleen al niet in oorlog, in de Hongerwinter van 1944 en 1945, door honger omgekomen? Ook gelovige christenmensen, trouwe kerkgangers! In dat licht is zo’n psalm toch niet te handhaven? Hak nu toch eens een knoop door, geloof die onzin toch langer niet! Dit boek ik bijna uit, zoveel nieuws zullen de laatste psalmen niet laten horen, leg je er nu toch bij neer: die psalmen zeggen maar wat! Goed, ik zal het toegeven. Ik zal toegeven dat ik psalmen hier en daar slechts met moeite kan meezingen. Maar ik weiger te erkennen dat ze de plank misslaan! Integendeel. Laat ik diezelfde Hongerwinter nog eens in gedachten roepen. Hoor je ze, zie je ze: de vliegtuigen vol met verrukkelijke, voedzaam brood? Reken maar dat toen deze psalm gezongen is! Mag een mens in zulke situaties dan misschien God danken voor hulp die voor duizenden níet te laat kwam? Trekken wij de boel niet volkomen scheef zolang wij niet inzien dat het overgrote deel van mens en dier al eeuwenlang dagelijks zoveel voedsel krijgt als nodig is?
Zie, alles ogen zijn op U gericht, Heer, die te rechter tijd hun nood verlicht. Gij opent uwe hand, en al wat leeft Vindt voedsel, vindt al wat nodig heeft.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 21 december 2011, 18:07
|
|
|
Woensdag 21 december, Psalm 145: 17-21; Wie Hem bemint.
Dus: God is goede vriendjes met wie naar zijn pijpen dansen – maar wie Hem niet mogen, laat Hij links liggen? Sterker nog: ‘Wie hem bemint, is bij Hem welbemind, maar wie Hem haat, betaalt het met zijn bloed’ – is dat wat de tekst wil zeggen? Ja, dat is inderdaad wat de tekst wil zeggen. Wat dat betreft lijkt God wel een beetje op een boemerang. Die kun je ver van je weggooien, maar kijk er niet vreemd van op wanneer die na enige tijd terugkeert, met alle schadelijke gevolgen van dien. Je kunt God niet ongestraft verlaten. Dat is geen hel- en verdoemenispreek van een van een zwarte kousenker, maar heldere taal van een van die prachtige psalmen! Alleen moet je dan, om misverstanden te voorkomen, één ding begrijpen: die boosdoeners die hier worden bedoeld , degenen die God afwijzen, zijn zomaar al die rand- en buitenkerkelijken in de centra en nieuwbouwwijken van onze dorpen en steden. Dat denken we al te gemakkelijk, om vervolgens onszelf een mooie kerstveer op de hoed te zetten. Nee, die God afwijzen zijn criminelen, leugenaars dieven, moordenaars, kortom: mensen die, van God los, zich aan zijn wetten niets gelegen laten liggen. Het zijn degenen die denken God ver van zich af te kunnen gooien, zonder dat dit gevolgen zal hebben voor hun verdere leven. Het zal een grote vergissing blijken te zijn! Maar ook het omgekeerde is waar: al wat gedaan werd uit liefde voor Jezus, dat houdt zijn waarde en zal eeuwig bestaan. ‘Hij vervult het verlangen van wie hem eren, hij hoort hun klacht en komt te hulp.’ Hoe dan? Soms door de hulp van een vriend. Soms door een wegwijzend woord uit de Bijbel. Soms door een ingeving van de Heilige Geest. Hoe dan ook, de Eeuwige zál je helpen.
Al wie God vreest, verhoort en zegent Hij, zijn redding is elk die Hem roept nabij. Wie Hem bemint, is bij Hem welbehoed, maar wie Hem haat, betaalt het met zijn bloed. Ik zal vol vreugde zingen Hem te ere, mijn mond zal vol zijn van de lof des Heren. Laat al wat leeft Gods heilige naam belijden, Hem zegenen tot aan het eind der tijden.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 22 december 2011, 18:20
|
|
|
Donderdag 22 december, Psalm 146: 1-4; Zing, mijn ziel.
Loven, prijzen, bezingen – de psalm wil ons aan het musiceren hebben. Er moet gezongen worden! Waarom moet dat? Waarom kun je niet net zo goed gewoon op de gebruikelijke spreektoonhoogte melden dat God goed voor je is? Waarom staat zo eindeloos vaak ik de berijming van de psalm: zing, zing, zing? ‘Zing, mijn ziel, voor God uw Here, zing die u het leven geeft.’ Waarom moet er toch altijd weer in de kerk gezongen worden? Straks is het kerst. Dan zal het ook wel weer raak zijn: kerstzangdiensten, kerkdiensten met oude en nieuwe kerstliederen, kinderenkoren, cantorijen – alles wat zingen kan, komt eraan te pas. Als het maar zingt! Maar waarom toch al dat gezang? Wie een antwoord wil op die vraag, moet het kerstevangelie lezen. Daarin kom je de engelen tegen. En wat doen ze? Ze prijzen God! ‘Ere zij God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor alle mensen die Hij liefheeft.’De hemel boven Efrata’s velden schalt van de lofprijzing, het Gloria in excelsis Deo is er niet van de lucht. Als de hemel op aarde komt, moet er gezongen worden! Ik denk dat je daar het antwoord hebt op de vraag waarom we in de kerk zo veel en zo graag zingen. Hoe stuntelig het ook moge gaan, zingenderwijs is er zo een stukje hemel op aarde. Het loflied doet denken aan de engelen. Maar evengoed aan de lofzang van de priesterkoren in de tempel in Jeruzalem. Op verhoogde toon moet worden gezegd wat op normale toon eigenlijk niet goed te verwoorden is. Het kan wel. Elke zondag proberen predikanten dat te doen. Maar dat lukt nooit echt. Het lukt alleen als je het samen van die ene voorganger overneemt en de woorden op verhoogde toon beaamt. Het lukt alleen – soms een beetje – als je zingt. En daarom:
Zing, mijn ziel, voor God, uw Here, zing die u het leven geeft. Zing, mijn ziel, uw God ter ere, zing voor Hem zolang gij leeft. Ziel, gij zijt geboren tot zingen voor den Heer uw God.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 23 december 2011, 08:53
|
|
|
Vrijdag 23 december, Psalm 146: 5-9; In zijn hand bewaard.
Onze hulp is in de naam van de Heer, die hemel en aarde heeft gemaakt, die trouw blijft tot in eeuwigheid en niet loslaat het werk van zijn handen.’ Duizenden malen heb ik in de loop van mijn leven die psalmwoorden al mogen uitspreken aan het begin van een kerkdienst – en elke keer is het alsof met die woorden alles is gezegd. Als een credo klinkt het zodra de dienst begint. Dit geloven wij, dit belijden wij als gemeente van Christus: er is er Eén die ons zal helpen. Dat zogenaamde votum is een wijdingswoord dat. Is opgebouwd uit drie verschillende psalmteksten. Een van die teksten is een woord dat is opgebouwd uit de psalm die we vandaag lezen, de psalmtekst die bovenaan deze tekst staat. De dichter van de psalm looft de Eeuwige en prijst ieder die de God van Jakob tot zijn hulp heeft. Jakob – daarmee wordt Israël bedoeld. Ooit kreeg Jakob immers een nieuwe naam, nadat hij op weg was naar huis, naar zijn tweelingbroeder Ezau. Israël: strijder Gods. Gezegend ben je als die God je helpt! Waarom? Omdat die God trouw is, in alles wat Hij doet. Hij doet de verdrukten recht, Hij bevrijdt de gevangenen, Hij opent de ogen van de blinden. Ja, dat doet Hij. Niet altijd en overal. Maar vaker dan je denkt. Zeker, de dood is en blijft nog even een laatste vijand. Er blijven weduwen en wezen. Maar de Eeuwige laat hen niet in de steek, Hij zal voor hen als een Vader zorgen. ‘Wat in hemel, zee of aard woont, is in zijn hand bewaart.’ Hoe kun je dat weten kunt? Dat hebben we van de Strijder Gods wiens komst wij vieren. Hij vestigde zijn hoop op de God van Jakob. En Hij werd niet beschaamd.
Heil wien Jakobs God wil bijstaan, Heil die God ter hulpe riep. Want zijn heil zal niet voorbijgaan, God is trouw aan wat Hij schiep. Wat in hemel, zee of aard woont, is in zijn hand bewaard.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 24 december 2011, 07:21
|
|
|
Zaterdag 24 december, Psalm 146: 5-9; In zijn hand bewaart.
Kerstavond. ‘Stille nacht, heilige nacht.’ En: ‘Komt allen tezamen, jubelend van vreugde.’ Het moet wel gek gaan, wil er ook niet een lied bij zijn waarin het slotwoord van psalm 146 wordt overgenomen: Halleluja, loof de Heer! Waarom toch die opgetogen vreugde? Is dat nu allemaal romantische nostalgie? Is het een sentimenteel eindejaarsgevoel? Of een diep geworteld verlangen naar een verloren paradijs? Ik denk dat er meer aan de hand is. Je kunt van kerst een heleboel dingen zeggen: dat het van oorsprong een oerheidsfeest is, dat Jezus niet op 25 december is geboren, dat de evangelisten op heel verschillende manieren spreken over zijn geboorte, als ze het al doen… en zo nog heel veel dingen meer. Maar ik houd het maar op dat we diep van binnen leven met een heimwee naar onze Schepper, een heimwee naar ons hemels, geestelijk huis. Ik vermoed dat wij mensen diep verborgen een herinnering hebben aan een koninklijke oorsprong. Die koning die een knecht wil zijn, die spreekt ons zo overweldigend aan, dat je met kerst het gevoel krijgt: dit herken ik, dit voelt goed, hier kom ik thuis! Die koninklijke knecht verbindt wat wij aan verlangen koesteren: te mogen delen in heerlijkheid en rijkdom, in macht en gezag – en tegelijkertijd ook in waarachtigheid en eenvoudigheid, in eerlijkheid en oprechtheid. En zie, in de geboren koning van Bethlehem komen nu al die lijnen samen. Hij voldoet aan het beeld dat de psalmen van de ware koning beschrijven: krachtig én teder, machtig én nederig van hart. Ik denk dat het dat is wat ons op kerstavond vol overgave doet zingen: Halleluja!
Wees en weduw en ontheemde doet Hij wonen op zijn erf. Hij behoedt de weg der vreemden, maar leidt bozen in ’t verderf. Eeuwig Koning is de HEER! Sion, zing uw God ter eer!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 25 december 2011, 09:28
|
|
|
Zondag 25 december, Psalm 147: 1-6; Overvloed van leven.
Het is kerst vandaag. Christus is geboren! En – wat heet toeval? – de psalm die vandaag onze aandacht vraagt, doet ons denken aan de lofzang van Maria. ‘Heersers stoot hij van hun troon en wie gering is geeft hij aanzien.’ Ook sociaal gesproken valt er wat te zingen: ‘Wie honger heeft overlaadt hij met gaven, maar rijken stuurt hij weg met lege handen.’ Dat is helemaal in de lijn van de psalm: ‘de HEER richt zich de vernederende op en drukt de goddelozen neer.’ Ik bespeur enige verbazing. Is dat kerst? Met kerst gaat het toch over de liefde van God, geopenbaard in het kind van Bethlehem? Jazeker, maar dat betekent meer dan een mooi plaatje, meer dan een lieftallig tafereeltje. De komst van de Verlosser betekent onze verlossing. Jawel. Maar is dat dan geen verlossing van onze zonden? Zeker! Absoluut! Wij worden van onze zonden verlost, van al onze misdaden. Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegdraagt! Maar die verlossing betekent dan ook werkelijk bevrijding, een concrete losmaking van alles wat knelt en ons benauwt. Daar horen ook structuren bij, kleinschalig en grootschalig. God grijpt in, in onze verworden, zelfzuchtige samenleving. Alles gaat op de schop, alles wordt op de kop gezet, de onderste steen komt boven. Keizers als Augustus, koningen als Herodes, stadhouders als Pilatus – met al hun pretenties blijken ze maar kleine pionnetjes op Gods grote schaakbord. Het omgekeerde komt ook aan licht: kinderen worden ten voorbeeld gesteld, armen worden zalig gesproken, melaatsen worden aangeraakt. De eersten worden laatsten, wie achterkomt, loopt voorop. Daar heb je ten voeten uit, de God van Israël. In Jezus, zijn Zoon, wordt dat helder als de dag. In Hem wordt de liefde van de Eeuwige vlees en bloed. ‘Ik ben gekomen,’ zegt Jezus, ‘opdat zij leven hebben en overvloed.’
Groot is de Here, groot in krachten, er is geen grens aan zijn gedachten. Die zich ootmoedig aan Hem geven, schenkt Hij een overvloed van leven.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 26 december 2011, 08:56
|
|
|
Maandag 26 december, Psalm 147: 7-11; Welbehagen.
Ik zou zelf nooit dit gedeelte van psalm 147 voor de tweede kerstdag hebben uitgezocht, maar nu het in de lijn van dit dagboek aan de beurt is, valt me op hoe goed het aansluit bij het feest dat we deze dezer dagen vieren. Het is alsof allerlei advents- en kerstliederen gaan meezingen. ‘Hij wilde zich verlagen en daalde van zijn troon; een ezel mag Hem dragen, Hem sieren staf noch kroon.’ Wij hebben een koning die niets van wapens moet hebben. Zijn wapen is zijn dood. De engelen verkondigen dat God in mensen een welbehagen heeft. De psalm van vandaag maakt een kleine, maar niet onbelangrijk kanttekening. God heeft namelijk geen welbehagen in mensen die hun vreugde vinden in wapengekletter. Paardenkrachten zijn aan de Allerhoogste niet besteed. Goed verstaan: paarden golden als gevechtsmachines. Paarden waren de motoren voor strijdwagens. Simpel gezegd: daar heeft God geen zin in. Daar voelt Hij zich onbehagelijk bij. ‘Zijn welbehagen zal slechts wezen met allen die Hem needrig vrezen.’ Zo vieren wij deze tweede kerstdag, als een toegift na kerst, als een extra kans om tot het inzicht te komen dat wij volgelingen zijn van Hem die gekomen is om vrede op aarde te brengen, de vrede van het koninkrijk waarin de meeste de minste is.
Voor God is alle kracht van paarden en macht van mensen zonder waarde. Het snoeven van wie wapens dragen is niet naar ’s Heren welbehagen. Zijn welbehagen zal slechts wezen met allen die Hem needrig vrezen, die met hun harten voor Hem open op zijn genade en liefde dragen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 27 december 2011, 06:27
|
|
|
Dinsdag 27 december, Psalm 147: 12-20; Uitverkoren.
Jezus, het kind van Bethlehem, was een Jood. Veel te vaak is dat ondergesneeuwd in de geschiedenis van de wereld. Hitler wist het, maar verdoezelde het. Altijd heeft het antisemitisme geroepen: ‘De Joden hebben onze Jezus gekruisigd, dus: weg met de Joden!’ Maar ‘onze’ Jezus is nooit ‘van ons’ geweest. Jezus was een Jood. Hij was er een van Israël. Hij heeft zich gevoegd in alle tradities, feesten en rituelen van het Joodse volk. Binnen het uitverkoren volk was Hij de Uitverkorene bij uitstek, de ware Israëliet, dé Jood van alle Joden. Die naam ‘Jood’, Jeduda, betekent letterlijk: Godlover. Jezus loofde God, zoals de Eeuwige Israël had gevraagd Hem te loven: met hart en mond en handen. Dit alles moet wel betekenen dat Christus’ kerk niet alleen iets heeft met Hem, maar ook zijn volk. Christenen zijn per definitie voor Israël. Dat betekent niet dat christenen tégen de Palestijnen zijn of de Arabieren zijn. Christenen zijn, in het spoor van onze Heiland, voor alle volken. Maar het Joodse volk staat bovenaan de lijst, vanwege Christus én vanwege de overtuiging die in de psalm van vandaag oplicht: aan Israël gaf de Eeuwige zijn woorden, zijn voorschriften en wetten. Niet dat God geen bemoeienis had met andere volken. Zeker wel! Maar met geen ander volk had de Eeuwige zo’n bijzondere relatie als met Israël. Neem alleen de Tien Woorden. Waar ter wereld vind je zo’n allesomvattende samenvatting van universele normen en waarden als in de Tien Geboden? Uit welk volk is een Licht voor de wereld geboren, zo groot en schoon als Christus? Daarom prijzen wij de Eeuwige voor zijn Zoon én voor zijn volk.
De HEER heeft Jakob uitverkoren om naar zijn heilig woord te horen. Aan Israël heeft Hij ten leven zijn rechten en zijn wet gegeven. Zo deed Hij aan geen Andre volken. Laat ons des Heren lof vertolken. De kracht, de heerlijkheid, de ere zijn Hem, die eeuwig zal regeren.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 27 december 2011, 06:28
|
|
|
Woensdag 28 december, Psalm 148: 1-6; Dragers van het woord.
Zouden de engelen in de hemel ons hier op aarde horen zingen? Daar gaat de dichter van de psalm wel vanuit, want anders zou hij niet zo’n klemmende oproep doen aan het adres van de hemelboden om God te loven. De psalmdichter wekt de engelen op mee te doen in het grote koor van allen die Gods lof zingen. Het moet in de hemel gaan zoals ook hier op aarde vooruit, zingen, jullie allemaal. Maar zou de dichter van de psalm dan betwijfelen of de engelen wel voldoen aan lofprijzing? Zou hij zich afvragen of ze het ‘Ere zij God’ nog wel machtig zijn, na zoveel eeuwen tevergeefs te hebben gewacht op vrede op aarde? Hoe dan ook, de psalm roept hemel een aarde op te participeren in een lofzang die kosmische allure heeft. Zon, maan en sterren, hoogste hemelen inclusief alle engelen, alles moet meedoen in die grote aanbidding. Het aardige van de nieuwe psalmberijming vind ik dat de engelen daarin worden genoemd: dragers van zijn woord. Een engel is een woorddrager. Ze dragen op hun vleugels (of, als ze die niet hebben, op handen) het woord van de Eeuwige op aarde. Zo hebben ze zelfs hét Woord naar de aarde gedragen: Christus, geboren uit Gods mond, adem van de Almachtige, stem van de Eeuwige. Engelen zijn hemelse geluidsdragers, nog altijd. En wie weet laten zij ook vandaag ons het geluid van Gods liefde helder horen.
Halleluja! Prijst God en zingt, gij fliere hemel die daar blinkt, gij legioen dat naar Hem hoort, gij engelen die draagt zijn woord, zonlicht en maan en alle sterren, hemel der hemelen van verre, peilloos verschiet boven ons hoofd: de naam des Heren zij geloofd!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 27 december 2011, 06:29
|
|
|
Donderdag 29 december, Psalm 148: 7-14; Speel voor de HEER.
Zo langzamerhand leven we toe naar de oudejaarsdag. Het eind van dit kalenderjaar komt in zicht. Ook het slot van het psalmboek in zicht. Hoe zullen we het jaar afsluiten? Mijn voorstel is: precies zoals het psalmboek afgesloten wordt. Hoe dat slot is? Een krachtig uitroepteken, een herhaald halleluja. Loof de HEER! En wie moet dan de Eeuwige loven? Het volk Israël? De gemeente van Jezus Christus? Zeker. Maar de psalm ziet ruimer, wijder. Oecumenischer kan het niet: alles en iedereen wordt opgeroepen de Allerhoogste te prijzen. Gisteren hoorden we al: ‘Loof de HEER, bewoners van de aarde!’ Wie dat zijn? De mensen? Zeker! Maar ook de dieren. En dan niet alleen de lieve dieren, de lieveheersbeestjes, de wollige cavia’s en de leuke lammetjes in het voorjaar, maar ook de monsters, de dreigende draken, de gedrochten, alles wat zich schuilhoudt in de oceaan. Maar nog wijder ziet de psalm. Niet alleen mensen en dieren worden opgeroepen God te loven, héél de schepping wordt uitgenodigd, inclusief de elementen, weer en wind, vuur en hagel, sneeuw en rook. Laat alles de Eeuwige lof toezingen! Met dat perspectief gaat het psalmboek naar het einde toe. Dat einde zal geen catastrofe zijn, ook al gaat de weg naar Gods toekomst wellicht door diepe dalen. Er zal uiteindelijk wereldwijd één grote dankdienst zijn. Hemel en aarde, water en vuur – heel de schepping zal juichen en spelen voor Gods aangezicht!
Halleluja! Prijst God en zingt, gij watervloeden die Hij dwingt; gij monsters uit het diep der zee, speelt voor den HEER en wees gedwee! Hagel en vuur en regenwolken, stormwinden die zijn stem vertolken, sneeuw die de bergen blank bekleedt; weest alle tot zijn dank gereed!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 30 december 2011, 00:22
|
|
|
Vrijdag 30 december, Psalm 149; De stille in den lande.
Deze op een na laatste psalm klinkt als een klarenstoot. Een nieuwe tijd breekt aan! Het wordt hoogtijd om de Koning te bejubelen, om dansend en musicerend zijn lof te zingen. ‘Laat allen die Gods naam belijden zich eensgezind verblijden.’Het is een al vreugde wat de klok slaat. ‘En zo danst in het morgenlicht heel Gods volk voor zijn aangezicht.’ Waarom? Omdat de bevrijding aanstaande is, de verlossing uit de hand van allen die hem haten. Het is alsof je hier alweer de lofzang van Maria hoort, de lofzang die zij zong met een knipoog naar Hanna, die ook al zoiets gezongen had. ‘Hij kroont de vernederden met de zege.’ De vernedereden. De zwakken. De kleinen. De stillen in den lande. Het zijn de mensen die monddood zijn gemaakt. Het zijn de martelaars, die niets meer te zeggen hadden, omdat ze zo veel zeiden, te veel, in de oren van de machthebbers. Het zijn de stille broeders en stille zusters, de armen van geest, die ook niet precies weten hoe en wie wat en waar, zij die tastend, aarzelend hun weg door het leven gaan. Het zijn zij die werden en worden geknecht, geketend, gevangen gehouden in donkere kerkers en kille concentratiekampen. Het zijn zij die het opnemen voor de gerechtigheid, voor de rechten van de mens, voor de rechten van God. Het zijn zij die niets liever bereiken dan vrede op aarde, sjaloom onder de mensen. Een komt de dag waarop hun hoofden met die sjaloom gekroond zullen zijn.
De HEER gedenkt in gunst de zijnen. Hij kroont de zwakken en de kleinen. Hij kent de stillen in den lande, Het heil is nu ophanden. Weest verheugd, die den HEER verbeidt, nu Hij komt en u zelf bevrijdt. Prijst dan zijn naam bij dag en nacht en roem zijn grote macht.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 31 december 2011, 01:35
|
|
|
Zaterdag 31 december, Psalm 150; Gods ongemeten wezen.
Ouderjaarsdag. Weer is er een jaar voorbij, ‘Uren, dagen, maanden, jaren vliegen als een schaduw heen’, zo zingt een oud gezang. Je zou er een beetje weemoedig van worden. Kan dat de bedoeling van de oudejaarsdag zijn? In elk geval is het niet waar dat psalm 150 op uit is. Van weemoed is in het slot van het psalmboek geen sprake. Integendeel! Vreugde, louter vreugde springt en zingt hier naar hartelust. Psalm 150 is één vrolijk slotakkoord. Alles en iedereen mag en zal meedoen: mensen en instrumenten, de hele tempel, priesters, Levieten, de koren, de pelgrims, heel het heilig trekkend volk, Jan en alleman, alles wat adem heeft zíngt: ‘Lang zal Hij leven!’Hoe? In zijn hemels gloria! En wie is die ‘HIJ’, die ‘Ja’ van de laatste lettergreep van die Hebreeuwse oproep ‘halleluja’? Dat is – nog één keer, aan het eind van onze mijmeringen over de psalmen – Jahwe’. Het is de Naam die wij zoals de Joden, liever niet uitspreken. Uit eerbied. Uit angst die Naam voor ons karretje te ontspannen. Die Naam laat zich eigenlijk niet uitspreken, hooguit omschrijven: Ik ben die Ik ben. Ik ga met je mee. Neem Mij nu maar zoals Ik me aan je openbaar: de ene keer zo, de andere keer anders. Maar altijd als de Trouwe, de Aanwezige die bij je zal zijn, wat de toekomst ook brenge moge. Mijn hand zal je leiden! Aan het eind van dit kalenderjaar en aan het eind van onze luistertocht door de psalmen, worden wij genodigd nog één keer die onuitsprekelijke Naam te loven. En dat doen we dan ook, met hart en ziel: halleluja!
Hef, bazuin, uw gouden stem, harp en fluit, verheerlijkt Hem! Cither, cimbel, tamboerijn, laat uw maat de maatslag zijn van Gods ongemeten wezen, opdat zinge al wat leeft, juiche al wat adem heeft tot Gods eer. Hij zij geprezen.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 1 januari 2012, 11:50
|
|
|
Zondag 1 januari, Psalm 1; Als een boom.
Een nieuw jaar – wat zal de komende tijd ons brengen? Geen mens kan het je vertellen, het ligt allemaal verborgen in de schoot van de toekomst. Toch kan het geen kwaad zo’n jaar te beginnen met een moment van bezinning. Welke weg zal ik inslaan? Waar de koers ik eigenlijk aan? Welk doel stel ik mij voor ogen? Het psalmboek maakt ons wegwijs. De indrukwekkende verzameling geloofsliederen, die Israël door de eeuwen heen gedragen hebben, begint met een psalm die klinkt als een program. Helder, rijk aan contrast, zo wordt ons het leven voorgesteld. Onvruchtbaar blijf je zolang je je ophoudt in kringen van goddelozen. Hun weg loopt dood. Wee de mens die in hun nabijheid een rustplaats kiest, wee de mens die in hun kring een plekje zoekt – dan ben je nog niet jarig! Het leidt allemaal tot niets, het levert je geen lof op, maar slechts loof dat snel verwelkt, kaf dat wegwaait van het koren. Eén zuchtje wind en alles is voorgoed verdwenen. Hoe anders zal het gaan met de mens die dag en nacht de woorden van de Eeuwige in zich om laat gaan, de mens die de Thora in zich opneemt als voedsel voor elke nieuwe dag! Welgelukzalig, van harte te feliciteren – dat ben je, jij mens die kiest voor de weg die de Eeuwige met zijn volk wil gaan, de weg van zijn goede verboden! Hij zal zijn als een boom, geplant aan levend water, vruchten dragend: geloof en hoop en liefde bovenal. Zó zou ik het liefst willen leven: genietend van het hemelwater, in mij opnemend in de breedte, in de hoogte en in de diepte. Of je succes zult hebben? Dat is niet van belang. Je zult tot een zegen zijn!
Hij is een groene boom die staat gepland waar waterbeken vloeien door het land. Zijn loof behoeft de droogte niet te duchten, Te goeder tijd geeft hij zijn rijpe vruchten. Gezegend die zich aan Gods wetten voedt: het gaat hem wel in alles wat hij doet.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 2 januari 2012, 20:46
|
|
|
Maandag 2 januari, Psalm 2: 1-6; De lachende hemel.
Een lachende God! De Bijbel is een vrolijk boek, dat kan geen mens ontkennen. Neem nu deze tweede psalm. Dit lied is één vrolijke lach. Wat denken de heren koningen en presidenten eigenlijk wél? Dat ze het van de Eeuwige kunnen winnen? Een lachertje! De hemel schatert van de pret. Het woeden van de volken, het rumoer van de naties, het leidt allemaal tot niets, het lijkt heel wat, maar het is één grote leegte: een opgeblazen luchtballon. Eén speldenprik en lek is de ballon, geen lucht meer te bekennen. Psalm 2 is een lied vol hemels hoongelach. De Eeuwige steekt de draak met wie tekeergaan tegen Hem en zijn gezalfde. Menen de volken nu werkelijk dat ze Hem, de Heilige en ook de koning door God zelf is aangesteld, een kopje kleiner kunnen maken? Wat een waanzin, wat een hoogmoed! Nooit zal het rijk van het kwaad volkomen triomferen. Altijd zal Gods goedheid groter zijn! Het zal in dit nieuwe jaar niet anders zijn dan in alle tijden. Ook wij leven in een tijd waarin velen opstand komen tegen de hemel. De Tien Geboden? We maken zelf wel uit waardoor we ons laten leiden! De vier evangeliën? We hebben een betere gids dan die zogenaamde Koning van de Joden! Weg met alle geboden, oud of nieuw! Weg met de boeien die ons binden, de wetten van het Woord! Wij maken zelf de dienst uit: de dienst die niet draait om de aanbidding van de Ene, maar om de aanbidding van eigen kennis en kunde. Wij aanbidden de Mens, onze leider, onze president, onze Führer, onze dictator! Maar om al die humbug moet de Enige, de Eewige, hartelijk lachen. En zijn vreugde verheugt ons. Wij aanbidden een God die lachen kan om wat eigenlijk is om te huilen. Hij kent zijn tijd: de tijd van zijn koninkrijk zal zeker komen!
Die in de hemel is gezeten lacht, want Hij is God die eeuwig blijft regeren. Hij spot met hen die spotten met zijn macht. Hij kent zijn tijd, Hij is Heer der heren.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 3 januari 2012, 21:29
|
|
|
Dinsdag 3 januari, Psalm 2: 7-12; Kust de Zoon.
Nu komt er in de psalm een mens aan het woord die zich door God geroepen weet. Hij is de gezalfde! Hij is degene die met de olie van de Geest is aangewezen om het volk van de Eeuwige voor te gaan naar een stralende toekomst. Hij is degene die door de hemelse vader ‘mijn zoon’ wordt genoemd: als het ware door de hemel verwekt! En deze Zoon zal regeren, zo wijd als de wereld is. Hij zal de aarde maken en breken. Ja, de koningen der aarde mogen wel uitkijken, want zoals een pottenbakker mislukt aardewerk aan diggelen slaat, zo zal deze gezalfde alle machomannen, al die miserabele machthebbers als waardeloze potten kapot beuken. Die ene gezalfde zal dus geen poeslief mannetje zijn, maar een leeuw die zijn prooi weet te vinden. Moet ik, met de kerk der eeuwen, geloven dat dit een silhouet van Jezus is? Ik dacht dat de Messias, de Christus – Gezalfde, betekent doe titel – onze lieve Heer was, een mak schaap, een goede herder… Maar dat moet een vergissing zijn! Een werkelijk goede herder is geen lief lammetje. Een goede herder heeft niet alleen een staf, maar ook een stok. En reken maar dat hij die stok zal gebruiken als leeuwen en beren op de kudde afkomen! Dan zal het lam – jazeker, dat was Hij, Christus op Golgotha – ook een leeuw zijn. Als een Koninklijke leeuw zal Hij voor de lammeren vechten. Als een leeuw zal Hij triomferen en koning over de hele aarde zijn! Zover is het nog niet. Nog worden koningen opgeroepen deze koning eer te bewijzen. Kus de zoon! Dat is bedoeld als eerbetoon, een groet waaruit waardering en aanbidding spreekt. Maar ik proef er toch ook iets van hartstochtelijke liefde. God heeft een zoon om te zoenen! Zalig wie zijn toevlucht zoekt bij hem.
Kust toch de zoon, opdat gij niet te gronde gaat op de weg. Te licht wordt hij getart en kan zijn gramschap tegen u ontbranden. Maar zalig zijn die schuilen aan zijn hart.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 4 januari 2012, 20:01
|
|
|
Woensdag 4 januari, Psalm 3: 1-5; Het hoofd omhoog.
Soms weet je niet meer waar je het zoeken moet. Je voelt je belaagd, omsingeld door duizend-en-één dingen die tegen je zijn. Soms geldt: van je familie moet je het maar hebben… Als ik het opschrift boven deze derde psalm mag geloven, schrijft David dit lied als hij vlucht voor zijn zoon Absalom. Nu weet ik nog niet zo zeker of ik dat opschrift wel geloven kan – het kon er later wel eens boven zijn gezet. Eerlijk gezegd kan ik maar moeilijk aanvaarden dat David aan het slot van dit lied God smeekt de tanden uit de mond van zijn vijanden te breken met het oog op zijn bloedeigen kind. Hoe dan ook, in elk geval is er sprake van vijanden. Talrijk zijn ze, de opstandelingen. En ze brullen om het hardst: God zal hem niet redden, hij staat hopeloos alleen! Zoiets komt hard aan. Ik zie in gedachten Jezus hangen op Golgotha. Rondom het kruis: vijandelijke spotters. God zal je niet redden! Hoe verloren, hoe godverlaten kan een mens zich voelen in zulke momenten! ‘Zoek het maar uit’, zeggen je collega’s. Je bekijkt het maar’, roepen je beste vrienden. En God? De dichter van deze psalm gelooft er heilig in: de Heer – hier wordt de Godsnaam gebruikt: Ik ben die Ik ben – Hij zal er zijn. Hij zal antwoord geven. Hij is een schild om mij heen. ‘Mijn schild ende betrouwen, zijt Gij, o God mijn Heer!’ In dat vertrouwen mag ik leven. Niet omdat ik alles perfect doe en de boosheid van anderen nooit verdien, maar omdat er Eén is bij wie ik altijd schuilen kan, ook al haal ik de woede van de hele wereld op de hals. Hij houdt mij eer hoog.
O Heer, de vijand stelt zijn overmacht in ’t veld en staat mij naar het leven. Ook al hoor ik overal dat niets mij baten zal daar God mij heeft begeven. Maar, Heer, Gij zijt mijn schild. Ik heb bij U geschuild met opgerichten hoofde.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 5 januari 2012, 20:39
|
|
|
Donderdag 5 januari, Psalm 3: 6-9; Goede morgen.
Dat is nog eens iets anders dan eindeloos wakker liggen… Je stapt je bed in, je trekt de dekens over je heen en je slaapt! Hoe krijg je dat voor elkaar? En dan te weten dal allerhande vijanden op de loer liggen en de tegenslagen zich opstapelen. Trouwens, dat bij het ontwaken je eerste gedachte is ‘de Heer beschermt mij’, is ook niet normaal. Althans, menigeen zou in zo’n situatie de neiging hebben nog eens diep onder de dekens te duiken. Even niet aan denken: weer een nieuwe dag! Van dit alles is bij de dichter van de psalm geen sprake. Hij slaapt als een roos. En ’s morgens wordt hij uitgerust wakker, vrolijk en fris als de dageraad. Dat alles is te danken aan één overheersende gedachte: de Heer is mijn beschermer, Hij zal mij ondersteunen, wat de nieuwe dag ook brengen mag. Om jaloers op te worden! Geen pilletjes of poedertjes nodig, geen slaapverwekkend boek, geen dodelijk saai televisieprogramma – je gaat liggen en je slaapt tot je de volgende morgen vol vertrouwen wakker wordt. Is dat een cadeautje uit de hemel? Vast en zeker! Maar het is ook een vrucht van vertrouwen. Waarom zou je tobben over van alles en nog wat? Waarom zou je bang zijn voor wat hooguit voor een tijdje narigheid kan brengen? Zelfs al is er sprake van een dreigende dood, dan nog geldt dat Gods goedheid groter is dan dit leven! Hang met je kleren ook je zorgen aan de kapstok. Zelfs al kan geen mens helpen, dan nog is er een redder die je beschermen zal. Ik behoef niet voor eigen rechter te spelen. God zelf zal mijn rechter zijn.
Ik legde mij en sliep. Ik wis dat wie mij schiep voor mijn behoud zou waken. De morgen is gekeerd en ik mocht ongedeerd, dank zij Gods trouw, ontwaken.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 6 januari 2012, 17:11
|
|
|
Vrijdag 6 januari, Psalm 4: 1-6; Vrede voor de nacht.
Je mag niet opstandig zijn – zeggen ze. Je moet er maar in berusten – zeggen ze. Maar wie dat zeggen, kennen de Bijbel niet. Neem nu alleen al het boek van de psalmen. Daar is het een en al opstand wat de klok slaat! Israël neemt het niet, David en Asaf en Korach en hoe de dichters van die Joodse poëzie ook maar heten, ze verzetten zich op haren en snaren tegen wat er aan vijandschap op hen afkomt. Ja, dat is goed gezegd: op haren en snaren. Ze gaan niet op de vuist, ze nemen de botte bijl niet ter hand, ze strijken de haren, beroeren de snaren, ze zingen hun lied, hun klaagzang, hun protestlied. Soms zijn het songs of praise, maar even zovaak woedende wijsjes, heftige hymnen tegen oprukkend onrecht. En dat mag! Sterker nog: dat móet! Er wordt al veel te veel geslikt en minzaam gezwegen. Mensen van de Messias doen hun mond open en gaan tegen de vijand tekeer! Dat wil zeggen, zonder te zondigen…De opstand is nachtwerk. Hoe eng de rotskloven van dit menselijk bestaan ook worden, hoe benauwd je kunt zijn van al die loze, lege praatjes, we zullen ons niet laten verleiden tot heftige haatcampagnes en driftige vergeldingsacties. Je gaat gewoon naar bed en je schreeuwt je boosheid maat onder de dekens uit. Zoek je heil in de stilte. Laat oprechtheid je avondoffer zijn en weet je verder veilig bij de Eeuwige. Bezin u in de nacht. En zwijg. Het kan er dus ook anders toegaan dan in de vorige psalm. Daar viel de dichter als een blok in slaap dankzij Gods bescherming. In deze psalm gaat dat niet vanzelf. Hier wordt eerst schoon schip gemaakt. Hier wordt geroepen, gejankt misschien – maar uiteindelijk wint ook hier de overgave, het stil vertrouwen.
Laat niet tot zonde uw geschil zijn, maar zoekt uw vrede voor de nacht. Spreekt tot uw hart en laat het stil zijn, laat wat de Here wil uw wil zijn, schenkt Hem wat Hij van u verwacht.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 7 januari 2012, 17:39
|
|
|
Zaterdag 7 januari, Psalm 4: 7-9; Een veilig huis.
Jaloezie. Er zijn maar weinig mensen die er geen last van hebben. Het kan je ziel verzuren en je geest vergallen. Op zichzelf is het soms heel begrijpelijk. Je ziet met eigen ogen hoe succesvol je buren zijn. Slapens worden ze rijk. Ze winnen prijzen bij bosjes, speculeren op de beurs en rijden karrenvrachten kostbaarheden hun luxe landhuizen binnen. Ze doen mee aan de loterij en jawel, de kanjerprijs valt uitgerekend waar de bankbiljetten toch al neerdwarrelen als de sneeuw op een winterse dag. En jij? Als je niet uitklijkt ben je stinkend jaloers! De dichter van de psalm kan erover meepraten. Wat een buit halen de buren binnen…. Koren en wijn, het kan niet op! Een oogst om van je watertanden! En jij, armoedzaaier die je bent? Loser! Altijd en eeuwig vis jij achter het net! Zo zou hij nog wel even door kunnen gaan, maar daar steek de Eeuwige zelf een stokje voor. Het is alsof het licht van zijn gelaat plotseling de nachtelijke nevel verdrijft. In het hart van de dichter daalt een wonderlijke vrede, die zijn verstand te boven gaat. Wat stelt al dat materiële gewin nu eigenlijk voor vergeleken bij de geborgenheid in God? Van al die rijkdom kun je uiteindelijk niets meenemen. Sterker nog: je hebt er in dit aardse leven vaak meer last dan gemak van. En dan te bedenken dat geestelijke rijkdom niet eens kan vergaan. De verborgen omgang met God, die is als een vertrouwd en veilig huis. Daar kun je in wonen, met meer genoegen dan in de grootste villa! In dat besef smelt mijn jaloezie – als sneeuw voor hemels zonlicht. Soms voel ik mij rijker dan de rijkste multimiljonair. Ik heb mijn God, dat is genoeg. Wat zou ik verder nog willen hebben?
Ik kan gaan slapen zonder zorgen, want slapend kom ik bij U thuis. Alleen bij U ben ik geborgen. Gij doet mij rusten tot de morgen en wonen in een veilig huis.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 8 januari 2012, 00:12
|
|
|
Zondag 8 januari, Psalm 5: 1-4; Vroeg in de morgen.
Wat ik doe als ik het morgen wordt? Als kind heb ik geleerd allereerst te knielen voor mijn bed. Het morgengebed. Doe ik het nog? Nee, zo niet meer. Het is me te donker in dit jaargetijde. En het is me te donker in dit jaargetijde. En het is me bovendien te koud. Ik zet een kopje thee. Ik lees de ochtendkrant. En dan doe ik wat de dichter van de vijfde psalm blijkbaar ook deed, in de morgen van de nieuwe dag. Hij vraagt God om acht te slaan op zijn klacht. Op de nacht volgt een klacht. Op de nacht volgt een klacht. Waarom? Omdat het nog altijd aardedonker is. Omdat er zo gruwelijk veel in de krant staat wat met het paaslicht niets van doen heeft. Nooit is de wereld donkerder dan de dagen na kerst en oud en nieuw. Nu is het pas echt winter, hartje winter! Guur en koud kunnen de dagen zijn en de kranten vol onheilspellende berichten. Van dat kopje thee word ik niet warm, de krant verkilt wat ik in bed aan warmte heb genoten. En ik roep met de man van de psalmen mee: hoor mijn gebeden hoor mijn woorden, sla acht op mijn klagen! Heb oor voor mijn verzuchting, Heer! Weer een vliegtuig neergestort, weer een bom ontploft, weer een tsunami die honderden het leven ontneemt, weer een oorlog in Afrika, met honger in Afrika, met honger en dorst ten gevolge, weer een kind ontvoerd, een meisje verkracht, een man vermoord. Here God, houdt dat nu nooit eens op, op die aarde van U, in die wereld van ons? En wat doet de man van de psalm als hij is uitgeklaagd? Dan wacht hij. De psalm weet van wachten. ‘In de morgen wend ik mij tot u en wacht.’ Hij kijkt uit naar God, zoals een stadwachter op de muur uitkijkt naar de dageraad in de verte. En hij gelooft dat de hemel zijn klachten hóórt. Geloven is: hoopvol wachten. Op God.
Laat mij, mijn Koning, tot U spreken. Vroeg in de morgen kom ik, Heer, En leg mijn noden voor U neer. Hoor naar mijn zuchten en mijn smeken: ik wacht uw teken!
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 9 januari 2012, 21:35
|
|
|
Maandag 9 Januari, Psalm 5: 5-8; Naar uw huis.
Daar heb de bron van de blijdschap: het huis van de Heer! Daar mag de dichter komen om eerbiedig te verkeren in de nabijheid van God. Dat staat in schril contrast met de gewetenloze leugenaars aan wie God een bloedhekel heeft. Wie van God los leeft, behoeft niet op een uitnodiging voor een feest in zijn huis te rekenen. Integendeel. De mannen van bloed en bedrog zijn een gruwel in Gods ogen. Nu kun je bij deze verzen van de psalm heel wat vragen stellen. Bijvoorbeeld: hoe weet de die dichter zo zeker dat hij aan de goede kant staat, dat anderen niet en hij wel een vriendje van God mag zijn? Goed, die mannen over wie de psalm een boekje opendoet, zijn criminelen, liederlijke leugenaars die het daglicht schuwen. Maar ben ik een haar beter? Ben ik in gedachten niet minstens zo slecht als degenen die het kwaad dat ik alleen maar bedenk, ook metterdaad doen? Wie ben ik, dat ik mezelf een vriend van God durf te noemen? Dat kun je gemakkelijk van jezelf zeggen – maar of God het daarmee eens is… Op dit soort vragen heb ik niet zo gauw een antwoord. Ik wil hier nu alleen maar onderstrepen dat de dichter van de psalm het een bijzonder voorrecht vindt dat hij naar het heiligdom mág gaan om daar God te ontmoeten. Voor hem is dat allerminst vanzelfsprekend. Dat je bij de Eeuwige op bezoek mag komen! Dat je bij de Allerhoogste thuis mag zijn! Dat kun je niet dan alleen met grote schroom en uitgesproken eerbied doen. Massa’s mensen zijn niet eens welkom bij God – dat wil zeggen, zolang er bloed aan hun handen kleeft. Maar jij mag zomaar over de drempel komen, ook al zijn jouw gedachten lang niet vrij van onrecht vrij. Dar moest ik toch eens wat meer bij stilstaan, als ik op zondag naar de kerk ga…
Ik zal mij naar uw Huis begeven. Door uwe goedertierenheid word ik uw tempel ingeleid en buig mij, Koning van mijn leven, in vrees en beven.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 10 januari 2012, 21:08
|
|
|
Dinsdag 10 Januari, Psalm 5: 9-13; Allen die bij u schuilen.
Wat er uit je mond komt – dat is altijd weer de vraag. Geleuter of gejubel. Mee mogelijkheden zijn er niet. Psalm 5 besluit met een contrast, met dezelfde scherpe tegenstelling die we al eerder in de psalmen zagen. Enerzijds de laffe leugenaars, de vermaledijde macho’s die met God en zijn gebod geen rekening houden en met hun naaste al helemaal niet. Anderzijds de rechtvaardigen, de waarlijk normen. Dat zijn geen heilige boontjes, die elke rustdag braaf hun vrome versjes zingen in de kerk en hun overbodige duitjes in de collectezak doen, voor de arme negertjes in Afrika. De rechtvaardigen, dat zijn zij die de waarheid hooghouden in plaats van die de grond in boren. De rechtvaardigen, dat zijn zij die niet zozeer zéggen dat ze recht door zee gaan, maar dat werkelijk dóen. Meer groepen heb je in de samenleving niet. Ja, de grijze middenmoot, die is er natuurlijk ook nog. De mens die hom noch kuit kiest, van twee walletjes wil eten. Maar daar kan God geen rekening meehouden, die groep telt bij Hem niet mee. Eigenlijk komt die niet eens ter sprake in de Schrift. Goedbeschouwd zet die hele muizentroep zichzelf onbewust aan de kant van de leugenaars, de leuteraars. Hun keel is een open graf, zegt de psalm. Moet je eens horen wat een rottigheid er uit die monden komt! Het stinkt een uur in de wind! Wat een leugens! Wat een geleuter! En de mond van de rechtvaardigen? Die is ook open, maar dan open als het graf van Christus op de paasmorgen! De mond van de rechtvaardigen is een mond die vol is van gejubel. ‘Sta op! Een morgen ongedacht, Gods dag is aangebroken!’ Het geleuter zal ooit verstommen. Het gejubel zingt dóór. Altijd.
Maar die uw lieve naam belijden, Vinden een schuilplaats aan uw hart: juichende zich in U verblijden te allen tijde.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: woensdag 11 januari 2012, 21:46
|
|
|
Woensdag 11 Januari, Psalm 6: 1-6; Uw weerspannig kind.
Ik waarschuw u: dit wordt een zwarte bladzijde in dit dagboek. Waarom? Omdat het gaat over Gods toorn. En over Gods toorn horen wij tegenwoordig liever geen woord meer. Over Gods toorn hebben we vroeger meer gehoord dan ons lief was. Over Gods toorn ging in de preken die ik in mijn jeugd hoorde. Over Gods toorn zongen we in de psalmen, toen nog in wat nu de oude berijming heet. ‘O Heer, Gij zijt weldadig, straf mij niet ongenadig in uwen toornegloed.’ Je kreeg dan als kind het gevoel dat God een zeer boosaardige vader was. Dat kwam door wat er in die berijmde psalm volgde. ‘Ai, matig uw kastijden, sla mij met medelijden, gelijk een vader doet.’ En dan dacht je aan je eigen vader, die je ook wel eens een flink pak op je broek gaf als je iets ondeugends had gedaan. Intussen is in de onberijmde psalm, dus in de oorspronkelijke tekst, helemaal geen sprake van een vader en een kind. Ik lees alleen van angst voor Gods toorn. De Allerhoogste is woedend! En daarom is de dichter doodsbang. Bang voor de dood. Bang voor wat daarna komt: dat schimmige rijk van de doden, waarin alleen maar duisternis heerst en niemand meer een lofzang zingt. Hij moet er niet aan denken, maar hij doet het toch. O God, straf me niet! Diep vanbinnen weet de dichter: er is een God die recht zal doen! Mij dunkt: laat maar blij zijn dat we een God hebben die het onrecht niet eeuwig door de vingers ziet! Maar Gods genade dan? De Eeuwige is toch liefdevol en zeer groot van goedertierenheid? Zeker. Maar laat dat geen vanzelfsprekendheid worden. Over Gods goedheid kan ik mij alleen maar als een ondeugend kind verwonderen….
Heer, toon mij uw genade, straf mij niet naar mijn daden, ik was in kwaad verblind. Komt mij uw hand kastijden, sla mij met medelijden als uw weerspanning kind.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: donderdag 12 januari 2012, 08:19
|
|
|
Donderdag 12 Januari, Psalm 6:7-11; Wegwezen.
Kletsnat is mijn bed. Zijn kussen drijft weg van de tranen. Met roodomrande ogen staat hij ’s morgens op. En waarom? Heeft de dichter een diep verdriet? Is hij zo panisch bang voor de dood? Of is het de angst voor de confrontatie met zijn vijanden? Is het misschien berouw over wat hij heeft misdaan? Zijn het tranen van spijt, om wat in leven verkeerd is gelopen? Helemaal duidelijk wordt het in de psalm niet. Helder is alleen dat de dichter er niet best aan toe is. Hij is er ziek van. Wat een ellende! Hij huilt dag en nacht. Hij is bang dat het niet goed afloopt. En hoe loopt het af? Plotseling is er een omkeer. Aan het slot van de psalm verandert de toon. De klaagtoon wordt zomaar een strijdkreet. Wegwezen jullie! Eruit, miserabele machten en kwaadaardige krachten, aan de kant jullie! De Heer heeft mijn huilen gehoord, mijn tranen gezien. En dat besef is blijkbaar voor de dichter genoeg. Ik lees niets over een wonderbaarlijke uitredding, niets over een woord van vergeving, door de hemel gesproken. Niets van dat al! Het enige dat verandert, is de visie van de dichter. De Heer hoort! En als je dat gelooft, sta je sterk. Als je dáárvan overtuigd bent, kun je de hele wereld aan.
Wijkt, werkers van het kwade! De Heer heeft in genade mijn smekingen verstaan. De Heer heeft in ontfermen geluisterd naar mijn kermen en neemt mijn bidden aan.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: vrijdag 13 januari 2012, 20:50
|
|
|
Vrijdag 13 Januari, Psalm 7:1-6; Breid over mij uw vleugels uit.
Er gaat een leeuw door de wildernis. Is het Saul, Davids schoonvader? In elk geval, de vijand zit de dichter dicht op de hielen. Als een bang dier wordt hij achtervolgd. Als hij nu zelf nog onrecht had beraamd, dan was hij verdiend. Eigen schuld, dikke bult. Maar daar is geen sprake van. Wat heeft David misdaan? Hij heeft slechts Goliath verslagen en mocht toen bij wijze van beloning Sauls schoonzoon zijn. En dan krijg je dit. Stank voor dank. Prooi van een jaloers vorst. Opgejaagd als een hert. Vogelvrij verklaard. Wat kun je dan anders doen dan roepen tot de Allerhoogste? ‘Bij U schuil ik, bevrijd mij van mijn achtervolgers, red mij!’ Het is een oud liedje, deze psalm. Het is een oud liedje van Israël, opgejaagd te midden van de volken. Opgejaagd naar allerlei buitenlanden. Opgejaagd naar binnenste kerkers. Opgesloten in brandende ovens, in gruwelijke gaskamers. Het is misschien ook wel mijn eigen, oude liedje. Altijd maar weer die angst ingehaald en vermorzeld te worden door wie het niet goed met je voorhebben, de beterweters, de beterdoeners, de bazen van die boven alle bazen staan. Altijd maar weer de angst op een dag verscheurd te worden door zo’n leeuw, zo’n majesteuze krachtpatsers, tegen wie niemand in actie durft te komen. Met vertroost de gedachte dat het ook nog eens het oude liedje is van Davids Zoon, achtervolgd door Saul die later Paules heette. Vogelvij als Christus was, leerde Hij als geen ander in wiens hand ons leven veilig is.
Here mijn God, Gij hoedt mijn leven, ik heb het in uw hand gegeven, breid over mij uw vleugels uit, de vijand is belust op buit: hij wil mij als een leeuw verslinden. Laat, Heer, zijn klauwen mij niet vinden, niet slepen naar zijn woest gebied, terwijl geen mens mij bijstand biedt.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zaterdag 14 januari 2012, 07:35
|
|
|
Zaterdag 14 Januari, Psalm 7: 7-18; Mijn onschuld.
Toe maar, de dichter durft. Moet er niet hoognodig een raam open in deze psalm? Het gaat stinken…, ‘Ik ben onschuldig, mij treft geen blaam.’ Dat is snel gezegd. Maar zeggen ze dat niet allemaal? Ga maar eens luisteren op een willekeurige dag bij de rechtbank. ‘Edelachtbare, echt, ik heb niets gedaan, ik word volkomen ten onrechte verdacht! U moet me wel vrijspreken…’ Is hier hoogmoed in het spel? Ik heb de neiging wantrouwig te worden. Zo is het mij niet meegeven, in mijn jonge jaren. Wij zijn grote zondaars, niemand van ons is goed, zelfs niet één. Zo staat dat toch in de Bijbel? Al doe je een bepaalde zonde alleen maar in gedachten, dat sta je bij God toch al in het krijt. Was het niet Jezus zelf, die ons schuldbesef aanscherpte en niemand vrijuit liet gaan? En was het niet zijn leerling Paules, die met ongekende radicaliteit iedereen schuldig verklaarde voor God? Moet ik dan op voorspraak van zo’n psalm geloven dat een mens ook wel eens géén blaam kan treffen en dat hij dus onschuldig kan zijn? Ja, dat moest ik maar geloven. Het is nogal ziekelijk ervan uit te gaan dat iedereen altijd maar aan alles schuldig is. Het boek Job staat niet voor niets in de Bijbel. Iedereen beweerde van hem dat hij een zondaar was en om die reden zwaar werd gestraft. Maar Job hield vol: hij had niets misdaan. En God gaf hem nog gelijk ook! God is rechter. Hij beslist. En Hij weet beter dan wie ook hoe groot mijn schuld en hoe groot mijn onschuld is.
God zal der volken rechter wezen. Zou ik zijn oordeel moeten vrezen? Rechtvaardig sta ik voor ’t gericht. Heer, breng mijn onschuld aan het licht.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: zondag 15 januari 2012, 09:24
|
|
|
Zondag 15 Januari, Psalm 8: 1-3; Hoe heerlijk.
Eerlijk gezegd, ik zou niet op het idee gekomen zijn. Hoe verzint een mens het? Dat de Allerhoogste zijn macht baseert op het geblèr van baby’s… Dat de Eeuwige van Israël zijn kracht ontleent aan het gepruttel van praatjesmakers… Peuters en kleuters zingen zijn lof! Op het consultatie- en zuigelingen- bureau wordt de legermacht van de Koningen der koningen gevoed en gevormd. Dat is toch niet te geloven? Nee, dat gelooft de vijand dan toch ook niet. Die denkt alleen maar in termen van power en paardenkrachten. Die is alleen maar uit op kanongebulder en afweergeschut. Zo niet de Allerhoogste! Die stalt zijn glans uit tégen de sterrenslag die op kosmisch niveau nog altijd gaande is. Onze God, Hij die erbij is, die met je meegaat, Hij etaleert zijn zeggingskrachtin het gekir van kindertjes. Dat moet je nu maar geloven, zegt de psalm. Zo is onze God! Ik weet niet precies wat de psalmdichter hiermee bedoelt, maar ik heb een vermoeden. Deze psalm is één groot getuigenis tegen de machomachten van de geweldenaars, het geblaf en gebrul van de grote mogendheden. Deze psalm is puur oproer tegen de mannen van de munitie, tegen alle strijdlustige starfighters. Een kind kan bij deze God de was doen. Een kind wast de oren van zijn vijanden. Een kind in het koninkrijk van God is sterker dan een zogenaamd groot mens in het rijk van het kwaad. Want de wijsheid zal het winnen van de dwaasheid en de liefde van de haat. Een daarom is de Naam van de Eeuwige zo machtig op aarde, zo allemachtig machtig! Machtiger dan zijn Naam is er geen Naam in hemel en op aarde. Alle andere machtige namen verbleken in de machtige Naam van Jezus, de Mensenzoon die als een kind de Thora heeft gespeld, letter voor letter – en ernaar leefde! En díe Naam schreef onze Heer breeduit over heel de aarde!
Heer, onze Heer, hoe heerlijk en verheven hebt Gij uw naam op aarde uitgeschreven – machtig God, Gij die uw majesteit ten hemel over ons hebt uitgebreid.
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: maandag 16 januari 2012, 21:24
|
|
|
Maandag 16 Januari, Psalm 8: 4-10; Wat is de mens.
Dit is een grapje. Werkelijk, een Joods witz van de bovenste plank! Dit is goddelijke humor, op en top! Je zou er eigenlijk voor in Babel moeten zijn, in zo’n stikdonkere woestijnnacht, om dit te kunnen begrijpen. Je zou aan de voet van zo’n Babylonische toren moeten staan, bij zo’n tempeltoren. Of beter nog, je zou er bovenop moeten staan, op zo’n wolkenkrabber van toen, het oog gericht op de sterrenhemel. Ginds: de maan. En overal, waar je maar kunt kijken: de sterren, twikkelend aan het zwart gewelf. Indrukwekkend! Toekomst voorzeggend. Sterren tussen de strepen van de kometen. Goden, stuk voor stuk. De maan met haar impact op eb en vloed, die altijd wassende of krimpende god van de vruchtbaarheid. Dat is nog een religie, mijnheer! Dit is nu werkelijk een echte godsdienst, mevrouw! Hier kun je tenminste iets zien van de goden; de hemel toont zich aan de aarde, het allerbinnenste draait zich om naar buiten. Komt dat zien, komt dat zien! Maar nu de psalm. Psalm 8 steekt de draak met al onze religieuze dromen over de invloed van hemellichamen. Daar moet de psalm hartelijk om lachen! Weet je wat al die hele zogenaamde godenwereld is? Het knip- en plakboek van de Allerhoogste! Al die glinsterdingetjes zijn aangebracht door de God van Israël, de Enige, de Eeuwige! Hij regeert en niet de sterren. En juist díe gedachte: dat heel die ongrijpbare wereld van miljoenen sterren slechts vingerwerk is van onze Schepper, maakt mij heel stil en heel klein. Want als die schitterende sterren al geen goden zijn, dan ben ik, klein mens, het zeker niet! En dan te beseffen dat zo’n klein pieterig mensje als ik namens Hem toch als een bijna God op aarde mag zijn…
Aanschouw ik ’s nachts het kunstwerk van uw handen, de maan, de duizend sterren die daar branden, wat is de mens, dat Gij aan hem gedenkt, het mensenkind, dat Gij hem aandacht schenkt?
|
|
Naar boven |
|
|
Auteur |
Bericht |
|
MARIO216
|
Berichten: 4992
|
Geplaatst: dinsdag 17 januari 2012, 21:33
|
|
|
Dinsdag 17 Januari, Psalm 9: 1-11; Die U vertrouwt.
Het is weer een flink raak, in deze psalm. Het gaat over vijanden en over goddelozen en over God die ervoor zorgt dat hun woede bedwongen wordt. Hij, rechter over hemel en aard, vaagt hun steden weg. Het worden ruïnes, voorgoed. Dat zal vast en zeker waar zijn, mopper ik. Ik ken ze, de verhalen uit de bijbelse en wereldse geschiedenis die vertellen hoe de vijanden van Gods volk het zwijgen werd opgelegd. Ik ken ze, de getuigenissen van hen die door de Vader van onze Heer Jezus Christus gered zijn uit de klauwen van demonische gedrochten. Prachtig, heerlijk, God zij lof en eer, halleluja! Maar zo loopt het lang niet altijd en dat wilde ik toch ook maar even zeggen. Soms neem je afscheid van Gods liefste kinderen, soms sta je week in week uit bij een open graf. En dan heb ik het echt niet over uitgeleefde bejaarden… Soms leef je van christenen die het niet gered hebben, die gemarteld werden, opgehangen, onthoofd. Soms hoor je van schuinsmarcheerders die het leven van een prins leiden, terwijl de allervroomsten wegkwijnen als ratten in de val. God, hoe is het toch allemaal mogelijk? Wie zich dit alles realiseert, kan toch onmogelijk op God blijven vertrouwen? Ja, dat kan wel. Hoe dan? Wanneer je afleert te denken in termen van tijdelijk en materieel succes. Wie goed en bloed bewaren wil, kan beter meehuilen met de wolven in het bos. Maar over zulke mensen gaat het niet in de psalm. Het gaat over hen die hun ziel en zaligheid stellen in de handen van de Heer. Hoe het dan ook gaan mag, kome wat komt, wij vertrouwen ons leven toe aan de eeuwige Trouwe. Wie zo denkt en wie zo handelt, die zal gewaar worden dat God een burcht is, een vaste burcht, een toevlucht van geslacht op geslacht.
Heer, Gij bewaart wie tot U vliedt. Die U vertrouwt, verlaat Gij niet. Een burcht voor wie in nood verkeren, Een vaste burcht is onze Here.
|
|
Naar boven |
|
|
|
|
|
|
|
 |
|