ChristianMatch
 


Forum

Bijbelsdagboek
ChristianMatch forum index » Bijbel en bijbelstudie
Auteur Bericht
SOLAFIDE630





Berichten: 674

BerichtGeplaatst: vrijdag 25 december 2009, 14:29
 
http://www.bijbelsdagboek.nl

25 december 2009


„Ik dank U, Vader, dat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderen geopenbaard.” Matt.11:25a


Lezen: Lucas 2:8-20 (Ga naar dit bijbelgedeelte)

Bijbelgedeelte bij 25 december
Lezen: Lucas 2: 8-20

Vertaling 1951

8 En er waren herders in diezelfde landstreek, die zich ophielden in het veld en des nachts de wacht hielden over hun kudde. 9 En opeens stond een engel des Heren bij hen en de heerlijkheid des Heren omstraalde hen, en zij vreesden met grote vreze. 10 En de engel zeide tot hen: Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen: 11 U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David. 12 En dit zij u het teken: Gij zult een kind vinden in doeken gewikkeld en liggende in een kribbe. 13 En plotseling was er bij de engel een grote hemelse legermacht, die God loofde, zeggende:
14 Ere zij God in den hoge, en vrede op aarde bij mensen des welbehagens.
15 En het geschiedde, toen de engelen van hen heengevaren waren naar de hemel, dat de herders tot elkander spraken: Laten wij dan naar Betlehem gaan om te zien hetgeen geschied is en ons door de Here is bekendgemaakt. 16 En zij gingen haastig en vonden Maria en Jozef, en het kind liggende in de kribbe. 17 En toen zij het gezien hadden, maakten zij bekend hetgeen tot hen gesproken was over dit kind. 18 En allen, die ervan hoorden, verbaasden zich over hetgeen door de herders tot hen gezegd werd. 19 Doch Maria bewaarde al deze woorden, die overwegende in haar hart. 20 En de herders keerden terug, God lovende en prijzende om alles wat zij hadden gehoord en gezien, gelijk het hun gezegd was.


De Nieuwe Bijbelvertaling

8 Niet ver daarvandaan brachten herders de nacht door in het veld, ze hielden de wacht bij hun kudde. 9 Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en werden ze omgeven door het stralende licht van de Heer, zodat ze hevig schrokken. 10 De engel zei tegen hen: ‘Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen, dat het hele volk met grote vreugde zal vervullen: 11 vandaag is in de stad van David voor jullie een redder geboren. Hij is de messias,
de Heer. 12 Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in een doek gewikkeld in een voederbak ligt.’ 13 En plotseling voegde zich bij de engel een groot hemels leger dat God prees met de woorden:
14 ‘Eer aan God in de hoogste hemel
en vrede op aarde voor alle mensen die hij liefheeft.’
15 Toen de engelen waren teruggegaan naar de hemel, zeiden de herders tegen elkaar: ‘Laten we naar Betlehem gaan om met eigen ogen te zien wat er gebeurd is en wat de Heer ons bekend heeft gemaakt.’ 16 Ze gingen meteen op weg, en troffen Maria aan en Jozef en het kind dat in de voederbak lag. 17 Toen ze het kind zagen, vertelden ze wat hun over dat kind was gezegd. 18 Allen die het hoorden stonden verbaasd over wat de herders tegen hen zeiden, 19 maar Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en bleef erover nadenken. 20 De herders gingen terug, terwijl ze God loofden en prezen om alles wat ze gehoord en gezien hadden, precies zoals het hun was gezegd.








Wijzen uit het Oosten zijn op reis gegaan toen zij in de sterren lazen dat de Koning der Koningen geboren was. De weg werd hun gewezen vanuit het Oosten naar Jeruzalem. Dat is tenminste iets wat ik begrijpen kan. Wijzen en koningen die horen erbij als er zoiets groots gebeurt!
Maar deze Koning der Koningen werd geboren in een stal, in een haast niet te vinden klein plaatsje op de wereldkaart!
Er is geen engelenkoor verschenen bij de schriftgeleerden in Jeruzalem, die toch zo precies vanuit de Schriften konden vertellen dat de Messias in Betlehem geboren zou worden. De Hogepriester, de priesters en de Levieten in de tempel hebben geen Engel des Heren gezien, die hun verkondigde dat er grote blijdschap kon zijn! Want als er engelen verschenen waren, dan hadden ze erover gedebatteerd of het wel werkelijkheid was of slechts gezichtsbedrog.
Want de Sadduceeën geloofden niet in engelen en de Farizeeën wel. Men had zich in diep gepeins gebogen over het probleem van het verschijnsel, zoals nu ook weer vele meditaties gehouden zullen worden over het Kerstgebeuren. Er wordt weer gemijmerd en er wordt weer geleden in de wurgende eenzaamheid van het uitgeholde Kerstfeest.
Neen, er zullen dit jaar waarschijnlijk geen engelen verschijnen. Tenzij er toch nog eenvoudigen zijn als kinderen, als herders, die niet gaan debatteren en mijmeren over wat verkondigd wordt, maar die gewoon onderweg gaan en verrukt raken over dit teken, dit Kind, en stil, eerbiedig en echt, neerknielen, Hem aanbidden.
Wat mooi dat ook dit jaar weer kinderlijke mensen dankbaar Kerstfeest zullen vieren.

http://www.bijbelsdagboek.nl


Laatst aangepast door
SOLAFIDE630
op vrijdag 25 december 2009, 14:31
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht

Auteur Bericht
SOLAFIDE630





Berichten: 674

BerichtGeplaatst: zaterdag 26 december 2009, 23:09
 
26 december


„Ik ken Hem, want Ik kom van Hem en Hij heeft Mij gezonden.” Joh.7:29


Lezen: Hebreeën 10:1-19 (Ga naar dit bijbelgedeelte)


Bijbelgedeelte bij 26 december
Lezen: Hebreeën 10: 1-19


Vertaling 1951

1 Want daar de wet slechts een schaduw heeft der toekomstige goederen, niet de gestalte dier dingen zelf, is zij nimmer in staat ieder jaar met dezelfde offeranden, die onafgebroken gebracht worden, degenen, die toetreden, te volmaken. 2 Immers, zou anders het offeren daarvan niet opgehouden zijn, doordat degenen, die de dienst verrichten, na eenmaal gereinigd te zijn, generlei besef van zonden meer hadden? 3 Doch door die offeranden werden ieder jaar de zonden in gedachtenis gebracht; 4 want het is onmogelijk, dat het bloed van stieren of bokken zonden zou wegnemen.
5 Daarom zegt Hij bij zijn komst in de wereld:
Slachtoffer en offergave hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt Mij een lichaam bereid;
6 in brandoffers en zondoffers hebt Gij geen welbehagen gehad.
7 Toen zeide Ik: zie, hier ben Ik – in de boekrol staat van Mij geschreven – om uw wil, o God, te doen.
8 In de aanhef zegt Hij: Slachtoffers en offergaven, brandoffers en zondoffers, hebt Gij niet gewild, noch daarin een welbehagen gehad, hoewel zij naar de wet gebracht worden. 9 (Doch) daarna heeft Hij gezegd: Zie, hier ben Ik om uw wil te doen. Hij heft het eerste op, om het tweede te laten gelden. 10 Krachtens die wil zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus.
11 Voorts staat elke priester dagelijks in zijn dienst om telkens dezelfde offers te brengen, die nimmer de zonden kunnen wegnemen; 12 deze echter is, na één offer voor de zonden te hebben gebracht, voor altijd gezeten aan de rechterhand van God, 13 voorts afwachtende, totdat zijn vijanden gemaakt worden tot een voetbank voor zijn voeten. 14 Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden.
15 En ook de heilige Geest geeft ons daarvan getuigenis, 16 want nadat Hij gezegd had:
Dit is het verbond, waarmede Ik Mij aan hen verbinden zal na die dagen,
zegt de Here:
Ik zal mijn wetten in hun harten leggen,
en die ook in hun verstand schrijven,
17 en hun zonden en ongerechtigheden zal Ik niet meer gedenken.
18 Waar dan voor deze dingen vergeving bestaat, is er geen zondoffer meer (nodig).



De Nieuwe Bijbelvertaling

1 Omdat de wet slechts een voorafschaduwing toont van al het goede dat nog komen moet en daarvan niet de gestalte zelf laat zien, heeft hij ook niet de kracht om degenen die jaar in jaar uit met steeds dezelfde offers aan de dienst deelnemen ooit tot volmaaktheid te brengen. 2 Anders zouden die offers allang niet meer gebracht worden; degenen die aan de dienst deelnemen, zouden immers als ze eenmaal gereinigd zijn geen enkel zondebesef meer hebben. 3 Het tegendeel is echter waar: elk jaar worden met dezelfde offers de zonden weer in herinnering geroepen – 4 bloed van stieren en bokken kan mensen onmogelijk van hun zonden bevrijden. 5 Daarom zegt Christus bij zijn komst in de wereld:
‘Offers en gaven hebt u niet verlangd,
maar u hebt mij een lichaam gegeven;
6 brand- en reinigingsoffers behaagden u niet.
7 Toen heb ik gezegd: “Hier ben ik,”
want dit staat in de boekrol over mij geschreven:
“Ik ben gekomen, God, om uw wil te doen.”’
8 Eerst zegt hij: ‘Offers en gaven hebt u niet verlangd, brand- en reinigingsoffers behaagden u niet’ – daarmee bedoelt hij de offers die volgens de wet worden gebracht. 9 Dan zegt hij: ‘Hier ben ik, ik ben gekomen om uw wil te doen,’ waarmee hij het eerste opheft om het tweede van kracht te doen zijn. 10 Op grond van die wil zijn wij voor eens en altijd geheiligd, door het offer van het lichaam van Jezus Christus.
11 De priesters blijven dagelijks hun dienst verrichten en steeds opnieuw dezelfde offers opdragen die de zonden nooit teniet zullen kunnen doen, 12 terwijl hij, na zijn eenmalig offer voor de zonden, voorgoed zijn plaats aan Gods rechterhand heeft ingenomen, 13 waar hij wacht op het moment dat zijn vijanden voor hem tot een bank voor zijn voeten zijn gemaakt. 14 Door deze ene offergave heeft hij hen die zich door hem laten heiligen voorgoed tot volmaaktheid gebracht. 15 Hiervan legt ook de heilige Geest voor ons getuigenis af, want eerst staat er: 16 ‘Dit is het verbond dat ik na die tijd met het volk van Israël zal sluiten – spreekt de Heer: In hun hart zal ik mijn wetten leggen, in hun verstand zal ik ze neerschrijven,’ 17 en even verder staat er: ‘Aan hun zonden en hun wetteloosheid zal ik niet meer denken.’ 18 Waar dat alles vergeven is, daar is geen offer voor de zonde meer nodig. 19 Broeders en zusters, dankzij het bloed van Jezus kunnen we zonder schroom binnengaan in het heiligdom,



°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°



De uitgebreide offerdiensten van het Oude Testament hebben wel over verzoening gesproken, maar nooit werkelijk verzoening gebracht. Het onafgebroken brengen van offers heeft nimmer degenen die ze brachten kunnen volmaken. Het was slechts een schaduwdienst, een heenwijzing naar wat nog komen moest. De offerdiensten wekten een verlangen naar daadwerkelijke verlossing en volmaking, want door de offerdiensten werd de zonde in gedachtenis gebracht. De zonde werd er niet door weggenomen. Ieder die een offer bracht, merkte al te duidelijk in zijn leven dat het bloed van stieren en bokken de zonde niet wegnam. Daarom zegt David, hoewel alle offers naar de wet van God gebracht werden: „Slachtoffer en offergave hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt Mij een lichaam bereid”. Dit is een profetisch woord uit een psalm van David (Ps.40:7). Hij sprak niet over zichzelf, maar over de David-Zoon, de Messias! Deze, direct na de zondeval beloofde zoon, zou het volmaakte Lam Gods worden! God Zelf zou neerdalen in de gestalte van een mens, als een volmaakt mens. Niet volmaakt naar onze maatstaven, maar volmaakt, omdat Hij volkomen gewillig Zich beschikbaar stelde om de wil van God te doen. Hij kwam niet op aarde als een sterke, onoverwinnelijke held, maar als een zwak, klein kind, voor wie de meest vanzelfsprekende voorbereidingen niet eens gemaakt waren. Geen plek om geboren te worden dan een stal. Neen, de mensen hadden zich niet voorbereid, maar in de Boekrol stond al van Hem geschreven. Hij kwam om Gods wil te volbrengen, op een aarde vol geweldenarij! Hij is gekomen voor mensen die naar Hem niet meer vragen, maar naar wie Zijn onbegrensde liefde is blijven uitgaan tot op de huidige dag.
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht

Auteur Bericht
SOLAFIDE630





Berichten: 674

BerichtGeplaatst: zondag 27 december 2009, 17:30
 
27 december


„Daarom gaat weg uit hun midden, en scheidt u af, spreekt de Here, en houdt niet vast aan het onreine, en Ik zal u aannemen.” 2Kor.6:17,18a


Lezen: 2 Kronieken 19:1-3 (Ga naar dit bijbelgedeelte)



Bijbelgedeelte bij 27 december
Lezen: 2 Kronieken 19: 1-3

Vertaling 1951

1 Toen Josafat, de koning van Juda, behouden naar zijn huis te Jeruzalem terugkeerde, 2 ging de ziener Jehu, de zoon van Chanani, hem tegemoet en zeide tot koning Josafat: Moogt gij de goddeloze helpen en bevriend zijn met hen die de HERE haten? Hierom rust er toorn op u van de zijde des HEREN. 3 Toch is er wel iets goeds bij u gevonden, want gij hebt de gewijde palen uit het land weggedaan en uw hart erop gezet God te zoeken.


De Nieuwe Bijbelvertaling

1 Koning Josafat van Juda keerde behouden terug naar Jeruzalem. 2 De ziener Jehu, de zoon van Chanani, ging de koning tegemoet en zei tegen hem: ‘U vond het nodig degenen die de HEER afwijzen te helpen en degenen die hem haten lief te hebben. Daarom hebt u de toorn van de HEER over u afgeroepen. 3 Gelukkig hebt u ook goede dingen gedaan: u hebt het land gezuiverd van Asjerapalen en uw hart op God gericht.’



°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°


Toen Josafat rijkdom en eer in overvloed bezat, verzwagerde hij zich met de koning Achab van het tienstammenrijk Israël; wat een nobel gebaar (18:1)! En Achab is ook dolgelukkig. Enthousiast over dit gebeuren offert hij een vorstelijk offer aan zijn god! Alleen, de god van Achab is niet de levende God, maar de Baäl! De eredienst aan Baäl verschilt ogenschijnlijk maar weinig van die aan de levende God. Toch is er wel degelijk een groot verschil! De levende God is bij de eredienst waar Hij aanbeden wordt Zèlf in het midden, maar bij de aanbidding van de Baäl zijn alleen de aanbidders aanwezig en de aanwezigheid van Baäl wordt slechts verondersteld.
Werd het niet tijd dat Israël weer verenigd werd? Ze horen toch bij elkaar, Juda en het tienstammenrijk?! Bovendien, God wil dat wij allen één zijn! Wat gaat koning Josafat ver in zijn ijver voor de eenheid! Samen met Achab trekt hij ten strijde tegen een gemeenschappelijke vijand. Ach, dat kan toch geen kwaad? Voor het goede doel kunnen we toch zeker met iedereen samenwerken?!
God heeft Josafat in de strijd niet in de steek gelaten; hij komt behouden uit deze strijd. Maar eenmaal thuisgekomen, komt hij weer te staan voor de levende God, die Zijn boodschapper zendt tot het dwalende hart van Josafat: „Moogt gij de goddeloze helpen en bevriend zijn met hen, die de Here haten?”
Maar moeten we dan niet bewogen zijn over degenen, die God niet kennen? Ja zeker! We hebben een boodschap voor deze wereld, maar niet als we ons met hen verzwageren, maar als we komen als betrouwbare gezanten van een liefdevolle, doch heilige God!


Laatst aangepast door
SOLAFIDE630
op zondag 27 december 2009, 17:30
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht

Auteur Bericht
SOLAFIDE630





Berichten: 674

BerichtGeplaatst: maandag 28 december 2009, 22:07
 
28 december


„Broeders, zelfs indien iemand op een overtreding betrapt wordt, helpt gij, die geestelijk zijt, hem terecht in een geest van zachtmoedigheid.” Gal.6:1a


Lezen: 1 Timoteüs 1:1-11 (Ga naar dit bijbelgedeelte)



Bijbelgedeelte bij 28 december
Lezen: 1 Timoteus 1: 1-11


Vertaling 1951

Paulus, een apostel van Christus Jezus naar de opdracht van God, onze Heiland, en van Christus Jezus, onze hoop, 2 aan Timoteüs, mijn waar kind in het geloof: genade, barmhartigheid en vrede zij u van God, de Vader, en van Christus Jezus, onze Here. 3 Doe, zoals ik u bij mijn reis naar Macedonië aangeraden heb: blijf nog te Efeze, om sommigen te bevelen geen andere leer te brengen, 4 noch zich bezig te houden met fabels en eindeloze geslachtsregisters, die veeleer moeilijkheden ten gevolge hebben dan door God gegeven leiding in het geloof. 5 En het doel van (alle) vermaning is liefde uit een rein hart, uit een goed geweten en een ongeveinsd geloof. 6 Door dit spoor te verlaten zijn sommigen vervallen tot ijdel gepraat; 7 zij willen leraars der wet zijn, zonder ook maar te beseffen wat zij zeggen of waarover zij zo stellig spreken. 8 Wij weten, dat de wet goed is, indien iemand haar wettig toepast, 9 wel wetend, dat de wet niet gesteld is voor de rechtvaardige, maar voor wettelozen en tuchtelozen, voor goddelozen en zondaars, voor onverlaten en onheiligen, voor vadermoorders en moedermoorders en doodslagers, 10 hoereerders, knapenschenders, zielverkopers, leugenaars, meinedigen, en al wat verder ingaat tegen de gezonde leer, 11 in overeenstemming met het evangelie der heerlijkheid van de zalige God, dat mij is toevertrouwd.


De Nieuwe Bijbelvertaling

1 Van Paulus, apostel van Christus Jezus in opdracht van God, onze redder, en van Christus Jezus, onze hoop. 2 Aan Timoteüs, mijn waarachtig kind in het geloof. Genade, barmhartigheid en vrede van God, de Vader, en Christus Jezus, onze Heer! 3 Toen ik naar Macedonië vertrok, heb ik je gevraagd in Efeze te blijven. Je moet voorkomen dat bepaalde mensen daar een afwijkende leer onderwijzen 4 en zich verdiepen in verzinsels en eindeloze geslachtsregisters. Die leiden meer tot speculaties dan tot de vervulling van de taak die God met het geloof gegeven heeft. 5 Het doel van je opdracht is de liefde die voortkomt uit een rein hart, een zuiver geweten en een oprecht geloof. 6 Sommigen hebben zich daarvan afgewend en zijn vervallen tot zinloos gepraat. 7 Zij willen de wet van God onderwijzen, maar weten niet wat ze zeggen en begrijpen niets van wat ze zo stellig beweren. 8 Wij daarentegen weten dat de wet goed is als hij op de juiste wijze gebruikt wordt. 9 We weten ook dat de wet er niet is voor de rechtvaardige, maar voor wie zich aan wet of gezag niet stoort, voor goddelozen en zondaars, die alles wat heilig is verachten en ontwijden, die hun eigen vader of moeder doden, voor moordenaars, 10 ontuchtplegers, knapenschenders, slavenhandelaars, leugenaars en plegers van meineed. De wet is er voor alles wat indruist tegen de heilzame leer, 11 die in overeenstemming is met het evangelie dat mij is toevertrouwd, het evangelie over de majesteit van de gelukzalige God.



°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°

De genade, barmhartigheid en vrede die Paulus Timoteüs toebidt, straalt ons ook tegemoet in dit gedeelte van de brief.
Paulus roept zijn geestelijk kind Timoteüs op om te vermanen. Maar hij vertelt er ook bij in welke gezindheid.
Hiervan kunnen we veel leren!
De Gemeente wordt bedreigd door ijdele praters die graag anderen de wet willen voorschrijven, maar die niet de gezindheid van Christus hebben!
Dat is ook vandaag de dag de grote bedreiging!
Er zijn zoveel mensen die het Evangelie gebruiken om daarmee anderen aan zich te onderwerpen.
Het gezag van het Woord van God wordt dan misbruikt tot bevrediging van eigen geldingsdrang. Dan ontstaan er alleen maar moeilijkheden, strijd en bitterheid en we ervaren geen leiding van God meer in ons geloofsleven. Hoeveel vermaan is er niet, dat alleen ontstaat uit de behoefte om zichzelf te handhaven! Denk maar eens aan een leraar voor een klas, een moeder met haar kinderen en een kerk met haar leden. Gaat het dan in het vermanen om de leerlingen, om de kinderen, om de Gemeenteleden, of om de rust en eer van de leraar, de moeder, de kerk!?
Paulus zegt in vers 5 dat het einddoel van alle vermaning is, dat de liefde weer volkomen beleefd kan worden vanuit een rein hart, uit een goed geweten en een ongeveinsd geloofsvertrouwen! Als we deze gezindheid niet meer hebben, zal het geloof slechts ijdel gepraat zijn, maar waar liefde is, daar is geloofskracht!
Daar komen we weer tot de volle levensontplooiing die Jezus voor ogen had toen Hij uitriep: „Het is volbracht!”
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht

Auteur Bericht
SOLAFIDE630





Berichten: 674

BerichtGeplaatst: dinsdag 29 december 2009, 14:35
 
http://www.bijbelsdagboek.nl



„Ik, Ik ben het, die uw overtredingen uitdelg om Mijnentwil en Ik gedenk uw zonden niet meer.” Jes.43:25


Lezen: Jesaja 43:1-8 (Ga naar dit bijbelgedeelte)



Bijbelgedeelte bij 29 december
Lezen: Jesaja 43: 1-8


Vertaling 1951

1 Maar nu, zo zegt de HERE, uw Schepper, o Jakob, en uw Formeerder, o Israël: Vrees niet, want Ik heb u verlost, Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn. 2 Wanneer gij door het water trekt, ben Ik met u; gaat gij door rivieren, zij zullen u niet wegspoelen; als gij door het vuur gaat, zult gij niet verteren en zal de vlam u niet verbranden. 3 Want Ik, de HERE, ben uw God, de Heilige Israëls, uw Verlosser; Ik geef Egypte, Ethiopië en Seba als losgeld in uw plaats. 4 Omdat gij kostbaar zijt in mijn ogen en hooggeschat en Ik u liefheb, geef Ik mensen voor u in de plaats en natiën in ruil voor uw leven. 5 Vrees niet, want Ik ben met u; Ik doe uw nakroost van het oosten komen en vergader u van het westen. 6 Ik zeg tot het noorden: Geef, en tot het zuiden: Houd niet terug, breng mijn zonen van verre en mijn dochters van het einde der aarde, 7 ieder die naar mijn naam genoemd is, en die Ik geschapen heb tot mijn eer, die Ik geformeerd heb, die Ik ook gemaakt heb. 8 Doet het volk uitgaan, dat blind is, al heeft het ook ogen, en dat doof is, al heeft het ook oren.

De Nieuwe Bijbelvertaling

1 Welnu, dit zegt de HEER,
die jou schiep, Jakob, die jou vormde, Israël:
Wees niet bang, want ik zal je vrijkopen,
ik heb je bij je naam geroepen, je bent van mij!
2 Moet je door het water gaan – ik ben bij je;
of door rivieren – je wordt niet meegesleurd.
Moet je door het vuur gaan – het zal je niet verteren,
de vlammen zullen je niet verschroeien.
3 Want ik, de HEER, ben je God,
de Heilige van Israël, je redder.
Voor jou geef ik Egypte als losgeld,
Nubië en Seba ruil ik in tegen jou.
4 Jij bent zo kostbaar in mijn ogen,
zo waardevol, en ik houd zo veel van je
dat ik de mensheid geef in ruil voor jou,
ja alle volken om jou te behouden.
5 Wees niet bang, want ik ben bij je.
Ik haal je nakomelingen uit het oosten terug,
uit het westen breng ik jullie bijeen.
6 Tegen het noorden zeg ik: Geef hier!
Het zuiden gebied ik: Laat los!
Breng mijn zonen terug van verre,
mijn dochters van de einden der aarde,
7 allen over wie mijn naam is uitgeroepen,
en die ik omwille van mijn majesteit
geschapen heb, gemaakt en gevormd.
8 Laat dit volk naar voren treden,
een blind volk, ook al heeft het ogen,
doof, ook al heeft het oren.

°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°

Wie denkt dat God de Joden heeft verlaten, die moet maar aandachtig het laatste stukje van het vorige hoofdstuk lezen. Alle rampen die over de Joden zijn uitgestort in voorgaande eeuwen en tot vandaag toe, zijn tuchtigingen van God: „Daarom stortte Hij de grimmigheid van Zijn toorn over hen uit”(42:25). Door alle eeuwen heen zijn er Joden geweest die hieronder hun hoofden gebogen hebben en de tuchtigingen lijdelijk ondergingen, wat hen in de ogen van velen tot lafaards bestempelde! Het militante Israël van vandaag kent geen verootmoediging. Al mogen we in het herstel van de staat Israël een vingerwijzing van God zien, het volle heil wordt niet gebracht door de soldaat, maar door de verootmoediging, in de erkenning dat God Zelf hen terugbrengt in hun land. God Zelf brengt een keer in het lot van Zijn volk. Hij is hun HERE en Schepper. Ook al namen zij Zijn tuchtigingen niet ter harte, waardoor de weg die zij gingen zo vreselijk zwaar werd, Hij zal hen verlossen. Niet omdat zíj zo trouw Zijn Naam hebben aangeroepen, maar omdat Híj hen bij hun naam geroepen heeft!
Grote wonderen gaan er nog gebeuren, groter dan die vaak nu al gebeuren in hun strijd tegen de Arabieren!
Ondanks alle gevaren in het land Israël zal God hen terugroepen naar Zijn land, allen die naar Zijn Naam genoemd zijn: Israël! Zo zien we ze komen, als blinden en doven, als mensen die beweren niet te geloven, maar niet op kunnen tegen het indringende werk van Gods Geest, die iets nieuws in hen zal doen uitspruiten (43:19).
Dan zal de wereld zien hoe Israël, Gods volk, de lof en eer van God zal verkondigen, rijker dan de kerk het door de loop der eeuwen heeft gedaan (43:21)!


Laatst aangepast door
SOLAFIDE630
op dinsdag 29 december 2009, 14:37
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht

Auteur Bericht
JILL658





Berichten: 410

BerichtGeplaatst: donderdag 31 december 2009, 01:49
 
Mooi Solafide!!!

Ja De God van Israel is een grote God.
Toen er oorlog was in Israel en Egypte mee kwam strijden ik geloof dat dat was in 1973-74?

Was het zo dat het leger van Israel zo klein was. En de tanks van de Egyptenaren kwamen aangedenderd. En het kleine leger van Israel stond daar tegen over. Op eens toen de strijd begon vluchten de Egyptenaren van hun tanks de woestijn in. De Israellieten wisten niet wat er precies gebeurde en vervolgde en namen de Egyptenaren gevangen. De Joden vroegen aan hun waarom zij gevlucht waren en zij antwoorden.
Dat er zo`n groot leger op hun afkwam, dat zij er bang van werden.
Dat was God`s leger die hun bijstond. Dit was een grote bemoediging voor de Joden, dat God met ze mee strijd met Zijn Leger.
Want er staat geschreven als God met je is wie is er dan tegen je.
Jill
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht

Auteur Bericht
SOLAFIDE630





Berichten: 674

BerichtGeplaatst: donderdag 31 december 2009, 16:48
 
JILL658 schreef:
Mooi Solafide!!!

Ja De God van Israel is een grote God.
Toen er oorlog was in Israel en Egypte mee kwam strijden ik geloof dat dat was in 1973-74?

Was het zo dat het leger van Israel zo klein was. En de tanks van de Egyptenaren kwamen aangedenderd. En het kleine leger van Israel stond daar tegen over. Op eens toen de strijd begon vluchten de Egyptenaren van hun tanks de woestijn in. De Israellieten wisten niet wat er precies gebeurde en vervolgde en namen de Egyptenaren gevangen. De Joden vroegen aan hun waarom zij gevlucht waren en zij antwoorden.
Dat er zo`n groot leger op hun afkwam, dat zij er bang van werden.
Dat was God`s leger die hun bijstond. Dit was een grote bemoediging voor de Joden, dat God met ze mee strijd met Zijn Leger.
Want er staat geschreven als God met je is wie is er dan tegen je.
Jill

Mooi Jill, zo is dat....net als bij Jericho, want het is nog steeds Dezelfde God. Ha, haaaa.......... Lachende smiley
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht

Auteur Bericht
SOLAFIDE630





Berichten: 674

BerichtGeplaatst: donderdag 31 december 2009, 18:50
 
www.bijbelsdagboek.nl

30 december


„Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil Mijn Vaders, die in de hemelen is.” Matt.7:21


Lezen: Jakobus 1:19-27 (Ga naar dit bijbelgedeelte)




Bijbelgedeelte bij 30 december
Lezen: Jakobus 1: 19-27


Vertaling 1951

19 Weet (dit) wel, mijn geliefde broeders: ieder mens moet snel zijn om te horen, langzaam om te spreken, langzaam tot toorn; 20 want de toorn van een man brengt geen gerechtigheid voor God voort. 21 Legt dus af alle vuilheid en alle uitwas van boosheid en neemt met zachtmoedigheid het in u geplante woord aan, dat uw zielen kan behouden. 22 En weest daders des woords en niet alleen hoorders: dan zoudt gij uzelf misleiden. 23 Want wie hoorder is van het woord en niet dader, die gelijkt op een man, die het gelaat, waarmede hij geboren is, in een spiegel beschouwt; 24 want hij heeft zich beschouwd, is heengegaan en heeft terstond vergeten, hoe hij er uitzag. 25 Maar wie zich verdiept in de volmaakte wet, die der vrijheid, en daarbij blijft, niet als een vergeetachtige hoorder, doch als een werkelijk dader, die zal zalig zijn in zijn doen.
26 Indien iemand meent godsdienstig te zijn en daarbij zijn tong niet in toom houdt, maar zijn hart misleidt, diens godsdienst is waardeloos. 27 Zuivere en onbevlekte godsdienst voor God, de Vader, is: omzien naar wezen en weduwen in hun druk en zichzelf onbesmet van de wereld bewaren.


De Nieuwe Bijbelvertaling

19 Geliefde broeders en zusters, onthoud dit goed: ieder mens moet zich haasten om te luisteren, maar traag zijn om te spreken, traag ook in het kwaad worden. 20 Want de woede van een mens brengt niets voort dat in Gods ogen rechtvaardig is. 21 Wees daarom zachtmoedig en leg alle verdorvenheid en elk denkbaar wangedrag af. En aanvaard zo de boodschap die in u is geplant en die u kan redden. 22 Vergis u niet: alleen horen is niet genoeg, u moet wat u gehoord hebt ook doen. 23 Want wie de boodschap hoort maar er niets mee doet, is net als iemand die het gezicht waarmee hij is geboren in de spiegel bekijkt: 24 hij ziet zichzelf, maar zodra hij wegloopt is hij vergeten hoe hij eruitzag. 25 Wie zich daarentegen spiegelt in de volmaakte wet die vrijheid brengt, en dat blijft doen, niet als iemand die hoort en vergeet, maar als iemand die ernaar handelt – hem valt geluk ten deel, juist om wat hij doet. 26 Wie meent dat hij God dient, terwijl hij zijn tong niet kan beteugelen, zit op een dwaalspoor, en heel zijn godsdienst is vergeefse moeite. 27 Voor God, de Vader, is alleen dit reine, zuivere godsdienst: weduwen en wezen bijstaan in hun nood, en je in acht nemen voor de wereld en onberispelijk blijven.

°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°

Wie zegt dat Jakobus een man van de wet is, heeft gelijk, maar dan van de volmaakte wet, die der vrijheid (:25).
Wij leven in de eindtijd, een tijd van grote misleiding. Over de gehele wereld is sprake van vervolging, oorlog en rampen. Ook al heeft het de schijn dat het op het ogenblik wel meevalt in Europa, toch is er sprake van verdrukking en misleiding. Jezus heeft gezegd dat bij de voleinding van de tijd der genade, vlak voor Zijn wederkomst, de wetsverachting steeds meer zal toenemen en dat daardoor de liefde van de meesten zal verkillen (Matt.24:12). Jezus spreekt van wetsverachting omdat de mensen aan de buitenkant wel rechtvaardig lijken, maar van binnen geheel anders zijn (Matt.23:28).
Gods wet is meer dan de tien geboden. Gods wet is zelfs meer dan de hele Bijbel! Gods volmaakte wet is de uitdrukking van Zijn Heilige wil!
Wie God liefheeft, verlangt er naar Zijn wil te doen en hunkert er daarom naar om Zijn wil te verstaan. Niet om erover te redeneren, maar vanuit een bereidheid om alles wat Hij zegt ook te doen. Niet in eigen kracht, maar vanuit de kracht die Hij geeft als we in gehoorzaamheid met en voor Hem onderweg gaan!
Wie Hem niet van harte liefheeft, kent deze hunkering niet. Gods Wet wordt hem tot een last, hooguit interessant om over te filosoferen! God walgt van deze holle vaten vol schoonklinkende woorden!
Niet de bijbelkennis, die we ons langs verstandelijke weg verwerven, maar slechts dat Woord dat God Zelf in onze harten plant, kan onze zielen behouden.
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht

Auteur Bericht
SOLAFIDE630





Berichten: 674

BerichtGeplaatst: donderdag 31 december 2009, 18:54
 
www.bijbelsdagboek.nl

31 december


„Niemand, die de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter hem ligt, is geschikt voor het Koninkrijk Gods.” Luc.9:62


Lezen: Deuteronomium 1:6-8 en 19-33 (Ga naar dit bijbelgedeelte)




Bijbelgedeelte bij 31 december
Lezen: Deuteronomium 1: 6-8 en 19-33


Vertaling 1951

6 De HERE, onze God, heeft tot ons bij Horeb gesproken: gij zijt lang genoeg bij deze berg gebleven; 7 begeeft u op weg, breekt op, trekt naar het gebergte der Amorieten en naar al hun naburen, in de Vlakte, op het Gebergte, in de Laagte, in het Zuiderland en aan de zeekust, – het land der Kanaänieten, en de Libanon tot aan de grote rivier, de Eufraat. 8 Zie, Ik heb dat land tot uw beschikking gesteld; trekt er binnen en neemt bezit van het land, waarvan de HERE aan uw vaderen, Abraham, Isaak en Jakob, gezworen heeft, dat Hij het hun en hun nakroost geven zou.
19 Toen braken wij van Horeb op en gingen heel die grote en vreselijke woestijn door, die gij gezien hebt, in de richting van het gebergte der Amorieten, zoals de HERE, onze God, ons geboden had; en wij kwamen in Kades-Barnea. 20 Toen zeide ik tot u: gij zijt gekomen tot het gebergte der Amorieten, dat de HERE, onze God, ons geven zal. 21 Zie, de HERE, uw God, heeft het land tot uw beschikking gesteld, trek op, neem het in bezit, zoals de HERE, de God uwer vaderen, tot u gesproken heeft; vrees niet en wees niet verschrikt. 22 Toen naderdet gij allen tot mij en zeidet: laten wij enige mannen vooruit zenden om voor ons het land te verkennen en ons in te lichten omtrent de weg waarlangs wij moeten optrekken, en over de steden die wij zullen bereiken.
23 Dit nu was goed in mijn ogen. Dus koos ik uit u twaalf mannen, voor elke stam één; 24 zij begaven zich op weg, trokken het gebergte in, kwamen tot aan het dal Eskol en verkenden dit. 25 Ook namen zij vruchten van het land mee en brachten ons die; tevens brachten zij ons verslag uit en zeiden: Het land dat de HERE, onze God, ons geven zal, is goed. 26 Maar gij wildet niet optrekken en waart weerspannig tegen het bevel van de HERE, uw God; 27 gij mordet in uw tenten en zeidet: omdat de HERE ons haat, heeft Hij ons uit het land Egypte geleid om ons te brengen in de macht van de Amorieten en ons te verdelgen. 28 Waarheen trekken wij op? Onze broeders hebben ons het hart doen smelten met de tijding: de mensen zijn groter en langer dan wij, de steden zijn groot en hemelhoog versterkt, en ook hebben wij daar Enakieten gezien. 29 Ik zeide wel tot u: Beeft niet, vreest niet voor hen. 30 De HERE, uw God, die voor u uit gaat, Hij zal voor u strijden in overeenstemming met alles wat Hij voor uw ogen met u gedaan heeft in Egypte 31 en in de woestijn, waar gij hebt gezien, hoe de HERE, uw God, u droeg, zoals een man zijn kind draagt, op heel de weg die gij gegaan zijt, totdat gij op deze plaats gekomen zijt. 32 Doch ondanks dit woord geloofdet gij niet in de HERE, uw God, 33 die voor u uit ging op de weg om voor u een plaats te zoeken, waar gij u kondt legeren: des nachts in een vuur om u te doen zien op de weg waarlangs gij moest gaan, en des daags in een wolk.

De Nieuwe Bijbelvertaling

6 De HEER, onze God, heeft bij de Horeb tegen ons gezegd: ‘Jullie zijn nu lang genoeg bij deze berg gebleven. 7 Breek het kamp op en trek naar het bergland van de Amorieten en naar het gebied van de naburige volken: de Jordaanvallei, het bergland, het heuvelland, de Negev en de kuststrook – de gebieden van de Kanaänieten – en de Libanon tot aan de grote rivier de Eufraat. 8 Heel dat gebied schenk ik jullie. Trek het binnen en neem het in bezit, want dat is het land dat de HEER jullie voorouders Abraham, Isaak en Jakob en hun nageslacht onder ede heeft beloofd.’
19 Vanaf de Horeb zijn we dwars door die grote, verschrikkelijke woestijn getrokken, die u nog lang zal heugen, naar het bergland van de Amorieten, zoals de HEER, onze God, ons had opgedragen. Ten slotte kwamen we bij Kades-Barnea. 20 Toen zei ik tegen u: ‘U bent nu het bergland van de Amorieten genaderd, dat de HEER, onze God, ons zal geven. 21 Hij is het die u dat gebied schenkt. Welnu, trek verder en neem het in bezit, want zo heeft de HEER, de God van uw voorouders, het bepaald. Wees niet bang en laat u door niets ontmoedigen.’ 22 Toen bent u allemaal bij me gekomen en u zei: ‘We willen mannen vooruitsturen om het land te verkennen. Dan kunnen zij ons verslag uitbrengen en ons vertellen welke route we moeten nemen en langs welke steden we komen.’ 23 Ik vond dat een goed voorstel en koos twaalf mannen uit, één per stam. 24 Zij zijn erop uitgegaan, het bergland in getrokken en uiteindelijk in het Eskoldal aangekomen. Na verkenning van het dal 25 plukten ze daar vruchten, namen die mee en deden ons verslag. ‘Het is prachtig,’ vertelden ze, ‘dat land dat de HEER, onze God, ons zal geven!’
26 Maar u wilde niet verder trekken en verzette u tegen het bevel van de HEER, uw God. 27 U zat in uw tenten te klagen: ‘De HEER moet ons wel haten! Hij heeft ons alleen maar uit Egypte weggehaald om ons uit te leveren aan de Amorieten en om ons te laten uitroeien. 28 Waar gaan we eigenlijk heen? De moed is ons in de schoenen gezonken toen onze verkenners vertelden dat de mensen daar sterker en langer zijn dan wij, dat ze in grote steden met hemelhoge versterkingen wonen en dat er zelfs reuzen leven.’ 29 Toen heb ik u geantwoord: ‘Er is geen enkele reden om bang voor hen te zijn. 30 De HEER, uw God, die voor u uit gaat, zal immers voor u strijden. U hebt toch gezien hoe hij het in Egypte voor u opnam, 31 en ook in de woestijn, waar u ervaren hebt dat de HEER, uw God, u gedragen heeft zoals een vader zijn kind draagt, de hele weg die u gegaan bent tot uw aankomst hier.’ 32 Desondanks vertrouwde u niet op de HEER, uw God, 33 hoewel hij u voorging op uw weg om een plaats voor u te zoeken waar u uw kamp kon opslaan, en u ’s nachts met een vuur en overdag met een wolk de weg wees die u moest gaan.


°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°

Vandaag is het dan de laatste dag van het jaar. De avond plegen we in familiekring, meestal gezellig met oliebollen of appelflappen, door te brengen. We hebben dan allemaal de neiging om terug te kijken op de gebeurtenissen van het afgelopen jaar. De dag kan zo emotioneel geladen zijn, dat de oudejaarsavondviering voor velen iets weerzinwekkends heeft. Ondanks alle goede voornemens voelen we ons op nieuwjaarsmorgen leeg en hebben we een geestelijke kater. Waarom gaat dat vaak zo?
Jezus zegt, dat we niet achterom mogen kijken.
Iemand die ploegt, moet, wil hij rechte voren trekken, vooruit kijken naar het verste punt. Doet hij dit niet en kijkt hij achterom, dan trekt hij gegarandeerd scheve voren en mist zijn doel. Zo is het ook in het Koninkrijk van God.
Als God ons een opdracht geeft, moeten we niet steeds achterom kijken, naar dingen die voorbij zijn, dan zijn we onbruikbaar. En Mozes dan? Hij keek toch ook achterom?! Zeker! Maar Mozes was met hart en ziel aan Zijn God gewijd.
Als we in zo’n gezindheid achterom zien om in alles wat we meemaakten Zijn Hand te herkennen en daarom Hem de eer te geven en Zijn grootheid te roemen, dan belooft het een gezegende en zinvolle jaarwisseling te worden.
God herinnert Zijn volk aan de vreselijke woestijnperiode, maar ook aan de uitredding die Hij gaf en aan Zijn belofte dat Hij voor hen strijden zal.
In dit geloof kunnen wij het nieuwe jaar vol goede moed tegemoet gaan omdat Hij ons zegt: „Vrees niet en wees niet verschrikt”.
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht

Auteur Bericht
SOLAFIDE630





Berichten: 674

BerichtGeplaatst: vrijdag 1 januari 2010, 14:47
 
1 januari


„Hij gaf u het zondoffer om de ongerechtigheid der vergadering weg te nemen en over hen verzoening te doen.” Lev.10:17b


Lezen: Exodus 28:31-38 (Ga naar dit bijbelgedeelte)


Bijbelgedeelte bij 1 januari
Lezen: Exodus 28:31-38


Vertaling 1951

31 Gij zult het opperkleed van de efod geheel van blauwpurper maken. 32 De halsopening zal in het midden ervan zijn: de halsopening zal rondom een rand hebben van weefsel als bij een pantser, opdat het niet scheure. 33 En gij zult op zijn zomen granaatappels in blauwpurper, roodpurper en scharlaken, rondom op zijn zomen, zetten, en gouden belletjes overal daartussen: 34 telkens een gouden belletje en een granaatappel, rondom op de zomen van het opperkleed. 35 Aäron nu zal dit aanhebben, als hij dienst doet, en het geluid ervan zal gehoord worden, wanneer hij in het heiligdom komt voor het aangezicht des HEREN en wanneer hij naar buiten komt, opdat hij niet sterve. 36 Ook zult gij een plaat van louter goud maken en daarop graveren als zegelgraveerwerk: Den HERE heilig. 37 Gij zult haar aan een blauwpurperen snoer bevestigen, en zij zal zich bevinden op de tulband, aan de voorkant van de tulband. 38 Zij zal op het voorhoofd van Aäron zijn, en Aäron zal de schuld dragen, gelegen in de heilige dingen die de Israëlieten heiligen bij al de gaven van hun heilige dingen; ja, zij zal voortdurend op zijn voorhoofd wezen, zodat zij welgevallig zijn vóór het aangezicht des HEREN.

De Nieuwe Bijbelvertaling

31 Het bovenkleed dat bij de priesterschort hoort, moet in zijn geheel van blauwpurperen wol gemaakt worden. 32 De halsopening komt in het midden en wordt afgezet met een rand die net zo geweven is als die van een wapenrok, om inscheuren te voorkomen. 33 Op de hele zoom moet je granaatappels van blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol aanbrengen met gouden belletjes ertussen, 34 steeds om en om een gouden belletje en een granaatappel. 35 Aäron moet dit bovenkleed dragen wanneer hij dienst doet. Wanneer hij het heiligdom binnengaat om voor de HEER te verschijnen en wanneer hij weer naar buiten komt, moet het geluid van de belletjes te horen zijn, anders zal hij sterven.
36 Maak een rozet van zuiver goud en graveer daarin, als in een zegel, de woorden “Aan de HEER gewijd”. 37 Bevestig deze voor op de tulband met een koord van blauwpurperen wol. 38 Door de rozet voortdurend op zijn voorhoofd te dragen, neemt Aäron de schuld van de Israëlieten op zich wanneer zij tekortschieten bij het brengen van hun heilige gaven; dan worden deze door de HEER aanvaard.





°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°

God heeft niet aan Aäron en zijn zonen gevraagd of zij er voor voelden om het priesterambt te bekleden; zij werden eenvoudig hiertoe door God aangewezen!
In het laatste vers van het bijbelgedeelte van vandaag lezen we dat Aäron wel een heel grote verantwoording moest dragen, die eigenlijk geen mens zou kunnen dragen: hij moest de HERE heilig zijn, om de schuld te dragen die gelegen was in al de offers die de Israëlieten heiligden voor God. Dit woordje dragen houdt gelukkig meer in. Het betekent niet alleen dragen maar ook wegnemen, zoals het vertaald is in Lev.10:17. Maar hierin ligt dan ook iets geweldigs verborgen. Want er is geen schuld weg te nemen, zonder die ook te dragen. Aäron begreep natuurlijk best dat deze taak bovenmenselijk was. Wat moet hij toch van God gehouden hebben en Hem vertrouwd hebben, dat hij zonder aarzelen deze bovenmenselijke taak op zich genomen heeft!
Wat doet Aäron ons hier denken aan Jezus, van wie geschreven staat dat Hij al onze zonden niet alleen op Zich genomen heeft, maar ook weggedragen, voor eeuwig weggenomen, door te sterven aan het kruis op Golgota.
Noch de priesterdienst van Aäron in het Oude Testament, noch de priesterdienst van Jezus in het Nieuwe Testament is voor het ‘gezonde verstand’ te bevatten. De apostel Paulus zegt hierover onomwonden: „Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is” (1Kor.2:14). Laten we daarom vanaf het begin van dit nieuwe jaar bidden om de leiding van Gods Geest bij het lezen van de Bijbel en bij alles wat in dit dagboekje op ons afkomt...
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht

Auteur Bericht
SOLAFIDE630





Berichten: 674

BerichtGeplaatst: zaterdag 2 januari 2010, 16:48
 
www.bijbelsdagboek.nl

2 januari


„Niemand, die de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter hem ligt, is geschikt voor het Koninkrijk Gods.” Luc.9:62


Lezen: Lucas 5:33-39 (Ga naar dit bijbelgedeelte)



Bijbelgedeelte bij 2 januari
Lezen: Lucas 5: 33-39


Vertaling 1951

33 Doch zij zeiden tot Hem: De discipelen van Johannes vasten dikwijls en doen hun gebeden, en zo ook die der Farizeeën, maar die van U eten en drinken. 34 Jezus zeide tot hen: Kunt gij soms de bruiloftsgasten laten vasten, terwijl de bruidegom bij hen is? 35 Doch er zullen (andere) dagen komen, en wanneer de bruidegom van hen weggenomen is, dan zullen zij vasten, in die dagen.
36 Hij sprak ook een gelijkenis tot hen: Niemand scheurt een lap van een nieuw kledingstuk af om die op een oud kledingstuk te zetten. Anders zal hij niet alleen het nieuwe scheuren, maar de lap van het nieuwe zal ook niet passen bij het oude. 37 En niemand doet jonge wijn in oude zakken; anders zal de jonge wijn de zakken scheuren en weglopen en de zakken gaan verloren; 38 maar jonge wijn moet men in nieuwe zakken doen. 39 En niemand, die oude gedronken heeft, wil jonge, want hij zegt: De oude is voortreffelijk.

De Nieuwe Bijbelvertaling

33 Ze zeiden tegen hem: ‘De leerlingen van Johannes vasten dikwijls en zeggen hun gebeden, zoals ook de leerlingen van de Farizeeën doen, maar die van u eten en drinken maar.’ 34 Jezus zei: ‘U kunt toch niet verlangen dat de bruiloftsgasten vasten zolang de bruidegom bij hen is? 35 Maar er komt een dag dat de bruidegom bij hen wordt weggehaald, en dan is het hun tijd om te vasten.’ 36 Hij vertelde hun ook een gelijkenis: ‘Niemand scheurt een lap van een nieuwe mantel om daarmee een oude mantel te verstellen, want dan scheurt hij de nieuwe, terwijl de lap niet bij de oude past. 37 En niemand giet jonge wijn in oude leren zakken, want dan scheuren de zakken door de jonge wijn en wordt de wijn verspild, terwijl de zakken verloren gaan. 38 Jonge wijn moet in nieuwe zakken worden gedaan. 39 Maar niemand die oude wijn gedronken heeft, wil jonge; hij zegt immers: “De oude wijn is goed!”’




°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°

De bekeringsgeschiedenis van Levi zat de vrome broeders, die de wet zo goed kenden, behoorlijk dwars. Verbeeld je toch: dat noemen ze een bekering! In plaats van zich nu ijverig te gaan verdiepen in de wet, richt deze man een groot feestmaal aan! En moet je zien wie hij uitnodigde! Nee, Jezus kon de Messias niet zijn. Zijn discipelen eten en drinken, maar vasten is er niet bij... Dan vertelt Jezus, als antwoord op al hun gemopper, de gelijkenis over de jonge wijn. Een heel actuele gelijkenis, want het is ook een boodschap voor de Gemeente van onze tijd. De Gemeente van Jezus Christus heeft de geweldige opdracht in deze wereld uit te zien naar de beloften die God in vervulling gaat brengen. Maar in plaats van naar morgen te kijken, ziet men vaak vol heimwee terug naar vroeger. De verontrusten willen de tijden der vaderen terug, waarin men zich ijverig schaarde rondom de leer. Anderen willen terug naar de tijd van de eerste Gemeente. Maar God vraagt of we bereid zijn om Gemeente van het laatste uur te zijn!
De wereld van nu loopt met een enorme vaart naar het einde, dat overigens volgens de Bijbel, een nieuw begin zal zijn. Niets van het oude zal daar terug te vinden zijn. Alle dingen worden nieuw. De behoudenden onder de Christenen hebben vaak geen visie voor morgen: ‘En niemand die oude wijn gedronken heeft, wil jonge, want hij zegt: de oude is voortreffelijk!’ Ach, wie zou hen ongelijk geven!? De voorstanders van de eerste Gemeente zeggen: ‘Díe was pas voortreffelijk!’ Ach ja, dat is ook wel waar, al moet je die tijd ook niet idealiseren... Maar God zoekt mensen die zó verrukt zijn van wat Hij gaat doen, dat ze geen tijd meer hebben om om te zien.

Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht

Auteur Bericht
SOLAFIDE630





Berichten: 674

BerichtGeplaatst: zondag 3 januari 2010, 20:46
 
http://www.bijbelsdagboek.nl

3 januari


„Indien wij al Christus naar het vlees gekend hebben, thans niet meer.” 2 Kor.5:16b


Lezen: Matteüs 11:2-6 (Ga naar dit bijbelgedeelte)



Bijbelgedeelte bij 3 januari
Lezen: Mattëus 11: 2-6


Vertaling 1951

2 Johannes nu hoorde in de gevangenis de werken van de Christus en liet Hem door zijn discipelen de vraag overbrengen: 3 Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten? 4 En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt Johannes wat gij hoort en ziet: 5 blinden worden ziende en lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen en doden worden opgewekt en armen ontvangen het evangelie. 6 En zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt.



De Nieuwe Bijbelvertaling

2 Toen Johannes in de gevangenis over het optreden van de messias hoorde, stuurde hij enkele van zijn leerlingen naar hem toe 3 met de vraag: ‘Bent u degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?’ 4 Jezus antwoordde: ‘Zeg tegen Johannes wat jullie horen en zien: 5 blinden kunnen weer zien en verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt. 6 Gelukkig is degene die aan mij geen aanstoot neemt.’




°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°

Jezus zegt van Johannes de Doper, dat er niemand heeft geleefd die groter was dan hij (:11). Maar toch is deze grote Johannes, toen hij in de duistere keldergewelven van het paleis van Herodes was opgesloten, gaan twijfelen. En wie zal hem dat durven verwijten?
Alleen wie zelf in de diepste beproevingen is terechtgekomen, zal er iets van kunnen verstaan. Johannes heeft zijn twijfel niet verdrongen, maar heeft het eerlijk aan zijn discipelen beleden en zij zijn met dit probleem naar Jezus gegaan.
Jezus verwijt Johannes niets. Hij roemt hem zelfs tegenover de mensen rondom Hem. Maar tegen de discipelen van Johannes de Doper zegt Hij: „Gaat heen en boodschapt Johannes wat gij hoort en ziet” en dan citeert Jezus drie verzen uit Jesaja, die duidelijk wijzen naar de komst van de Messias. Deze gedeelten uit Jesaja gingen, voor de ogen van alle mensen daar, machtig in vervulling in de woorden en werken van Jezus van Nazaret. En dat moest de troost zijn voor Johannes, die het daglicht nooit meer zou zien...
Als wij in zware beproevingen terechtkomen, laten wij dan onze troost vooral zoeken in de realiteit van het Woord van God. In deze tijd van geringe geloofskracht zullen wij, wanneer we ons op de vervulling der profetie richten, van twijfel verlost worden. Dan gaan we weer meer, ja alles verwachten van Hem die niet alleen bijna tweeduizend jaar geleden door Zijn woorden en werken bewezen heeft de beloofde Messias te zijn, maar die ook nu in Zijn opstanding uit de doden, de bevrijding uit alle nood zo daadwerkelijk schenken wil aan iedereen die het gelovig van Hem verwacht.
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht

Auteur Bericht
SOLAFIDE630





Berichten: 674

BerichtGeplaatst: maandag 4 januari 2010, 22:52
 
4 januari


„En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zó moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden.” Joh.3:14


Lezen: Numeri 21:4-9 (Ga naar dit bijbelgedeelte)




Bijbelgedeelte bij 4 januari
Lezen: Numeri 21: 4-9


Vertaling 1951

4 Toen zij van de berg Hor opgebroken waren in de richting van de Schelfzee ten einde om het land Edom heen te trekken, werd het volk onderweg ongeduldig. 5 En het volk sprak tegen God en tegen Mozes: Waarom hebt gij ons uit Egypte gevoerd? om te sterven in de woestijn? Want er is geen brood en geen water en van deze flauwe spijs walgen wij. 6 Toen zond de HERE vurige slangen onder het volk; die beten het volk, zodat er velen van Israël stierven. 7 Daarop kwam het volk tot Mozes en zeide: Wij hebben gezondigd, want wij hebben tegen de HERE en tegen u gesproken; bid tot de HERE, dat Hij de slangen van ons wegdoe. Toen bad Mozes ten gunste van het volk. 8 De HERE dan zeide tot Mozes: Maak een vurige slang en plaats die op een staak; ieder, die daarnaar ziet, wanneer hij gebeten is, zal in leven blijven. 9 Toen maakte Mozes een koperen slang en plaatste die op een staak; en wie, wanneer een slang hem gebeten had, op de koperen slang de blik richtte, bleef in leven.



De Nieuwe Bijbelvertaling

4 Van de Hor trokken ze verder in de richting van de Rode Zee; ze moesten immers om Edom heen trekken. Maar onderweg werd het volk ongeduldig. 5 ‘Waarom hebt u ons weggehaald uit Egypte?’ verweten ze God en Mozes. ‘Om ons in de woestijn te laten sterven? We hebben geen brood en geen water, en we kunnen dit ellendige eten niet meer zien.’ 6 Toen stuurde de HEER giftige slangen op de Israëlieten af, die hen beten, zodat velen van hen stierven. 7 Daarop ging het volk naar Mozes. ‘We hebben gezondigd,’ zeiden ze, ‘want we hebben de HEER en u verwijten gemaakt. Bid tot de HEER dat hij ons van die slangen verlost.’ Mozes bad voor het volk, 8 en de HEER zei tegen hem: ‘Laat een slang maken en bevestig die op een staak. Iedereen die gebeten is en daarnaar kijkt, blijft in leven.’ 9 Mozes liet een koperen slang maken en bevestigde die op een staak. En iedereen die door een slang gebeten was en opkeek naar de koperen slang, bleef in leven.





°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°

Het volk werd ongeduldig...
Ongeduld is één van de grootste hinderpalen in het christelijk leven om tot werkelijke levensontplooiing te komen. „Want gij hebt volharding nodig, om, de wil van God doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is” (Heb.10:36), staat in het Nieuwe Testament. Er was inderdaad veel volharding nodig om het Beloofde Land binnen te gaan. En al die veertig jaren lang kreeg het volk alleen maar manna en kwakkels te eten. Er was niet veel variatie in het menu!
Ook wij zijn als gelovigen op weg naar het Beloofde Land. Misschien denkt u daarbij: op weg naar de hemel, maar ik denk meer aan het op weg zijn naar de Nieuwe Hemel en de Nieuwe Aarde waarvan het boek Openbaring spreekt (21:1).
Onderweg lijden we misschien wel veel ontberingen, net als Israël op weg naar Kanaän. Het enige voedsel voor onderweg is het Brood dat uit de Hemel neerdaalt: het Woord van God. Maar soms gaat het ons vervelen en lezen we in plaats van de Bijbel liever een Donald Duck of een ontspannende roman! Dan verlangen we eigenlijk naar de „vleespotten van Egypte”.
Maar het moet ons dan niet verbazen dat de zonde als een giftige slang ook op ons afkomt en ons overweldigt en wurgt en dat het slangengif in ons bloed komt en doodt!
Laten we toch niet zondigen tegen God door Hem te verwijten dat de geestelijke dorheid ons aangrijnst als de dood, maar laten we ons oog in gehoorzaamheid richten op Jezus, die voor ons tot zonde werd gemaakt, zoals de Israëlieten naar de koperen slang moesten kijken toen zij zich dodelijk door de slangen gebeten wisten, opdat ook wij niet zullen wegkwijnen, maar leven!
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht

Auteur Bericht
SOLAFIDE630





Berichten: 674

BerichtGeplaatst: woensdag 6 januari 2010, 00:03
 
www.bijbelsdagboek.nl

5 januari


„Daarom, mijn geliefde broeders, weest standvastig, onwankelbaar, te allen tijde overvloedig in het werk des Heren.” 1 Kor.15:58a


Lezen: Filippenzen 3:17-4:1 (Ga naar dit bijbelgedeelte)




Bijbelgedeelte bij 5 januari
Lezen: Filippenzen 3: 17 – 4:1


Vertaling 1951

17 Weest allen mijn navolgers, broeders, en ziet op hen, die evenzo wandelen, gelijk gij ons tot voorbeeld hebt. 18 Want velen wandelen – ik heb het u dikwijls van hen gezegd, maar nu zeg ik het ook wenende – als vijanden van het kruis van Christus. 19 Hun einde is het verderf, hun God is de buik, hun eer stellen zij in hun schande, zij zijn aardsgezind. 20 Want wíj zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten, 21 die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen.
1 Daarom, mijn geliefde broeders, naar wie mijn verlangen uitgaat, mijn blijdschap en kroon, staat alzo vast in de Here, geliefden!

De Nieuwe Bijbelvertaling

17 Volg mij na, broeders en zusters, en kijk naar hen die leven volgens het voorbeeld dat wij u gegeven hebben. 18 Ik heb u al vaak gezegd, en zeg nu zelfs met tranen in mijn ogen: velen leven als vijand van het kruis van Christus 19 en gaan hun ondergang tegemoet. Hun god is hun buik, hun eer is schaamteloosheid en hun aandacht is alleen gericht op aardse zaken. 20 Maar wij hebben ons burgerrecht in de hemel, en van daar verwachten wij onze redder, de Heer Jezus Christus. 21 Met de kracht waarmee hij in staat is alles aan zich te onderwerpen, zal hij ons armzalig lichaam gelijk maken aan zijn verheerlijkt lichaam. 1 Daarom, broeders en zusters, die ik liefheb en naar wie ik verlang, die mijn vreugde en erekrans zijn, blijf standvastig in de Heer.





°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°

Het vierde hoofdstuk begint met „Daarom”, en de tekst voor deze dag ook. Beide teksten roepen ons op om standvastig te zijn, niet vanuit een moraal die onze vaderen hebben beleefd, maar zelf heel bewust gericht op dat wat voor ons ligt. In 1 Kor.15 wordt gesproken over het geweldige einde dat eigenlijk een indrukwekkend begin zal zijn! Al het vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen, het sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen, voor het einde komt. Want als het aangezegde einde komt, begint het Koninkrijk Gods pas in volle heerlijkheid!
En wij zullen daarbij horen, als we als wedergeboren mensen ons geluk niet meer in het vergankelijke, maar in het onvergankelijke zijn gaan zoeken. Dit betekent niet dat we hier op aarde moeten zuchten dat het maar een tranendal is en dat het straks, in de hemel, pas goed gaat worden. Want Paulus zegt dat we niet straks, maar nu reeds „burgers zijn van een rijk in de Hemelen” (:20). En, omdat we burgers van dat hemelse rijk zijn geworden, doordat Jezus ons, door gehoorzaamheid aan Zijn Woord, heeft overgeplaatst vanuit de dood in het leven (Joh.5:24), weten we dat Hij komen zal om ook ons sterfelijk lichaam te veranderen, zodat het aan Zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig zal worden. Daarom vrienden is het einde, waarvan de Bijbel spreekt, een heerlijk begin van een nieuwe tijd! Maar dan hebben we toch ook alle reden om te volharden tot het einde, tot Hij komt! Wie deze hoop op Hem heeft, merkt dat er een totaal nieuwe gezindheid komt, waarin het een heilige vanzelfsprekendheid wordt om de wereldse begeerten te verzaken, omdat er gewoonweg geen tijd meer voor is, omdat de Geest van God ons dringt overvloedig te zijn in het werk voor Zijn Rijk!
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht

Auteur Bericht
MARY052





Berichten: 655

BerichtGeplaatst: woensdag 6 januari 2010, 18:00
 
SOLAFIDE630 schreef:
www.bijbelsdagboek.nl

5 januari


„Daarom, mijn geliefde broeders, weest standvastig, onwankelbaar, te allen tijde overvloedig in het werk des Heren.” 1 Kor.15:58a


Lezen: Filippenzen 3:17-4:1 (Ga naar dit bijbelgedeelte)




Bijbelgedeelte bij 5 januari
Lezen: Filippenzen 3: 17 – 4:1


Vertaling 1951

17 Weest allen mijn navolgers, broeders, en ziet op hen, die evenzo wandelen, gelijk gij ons tot voorbeeld hebt. 18 Want velen wandelen – ik heb het u dikwijls van hen gezegd, maar nu zeg ik het ook wenende – als vijanden van het kruis van Christus. 19 Hun einde is het verderf, hun God is de buik, hun eer stellen zij in hun schande, zij zijn aardsgezind. 20 Want wíj zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten, 21 die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen.
1 Daarom, mijn geliefde broeders, naar wie mijn verlangen uitgaat, mijn blijdschap en kroon, staat alzo vast in de Here, geliefden!

De Nieuwe Bijbelvertaling

17 Volg mij na, broeders en zusters, en kijk naar hen die leven volgens het voorbeeld dat wij u gegeven hebben. 18 Ik heb u al vaak gezegd, en zeg nu zelfs met tranen in mijn ogen: velen leven als vijand van het kruis van Christus 19 en gaan hun ondergang tegemoet. Hun god is hun buik, hun eer is schaamteloosheid en hun aandacht is alleen gericht op aardse zaken. 20 Maar wij hebben ons burgerrecht in de hemel, en van daar verwachten wij onze redder, de Heer Jezus Christus. 21 Met de kracht waarmee hij in staat is alles aan zich te onderwerpen, zal hij ons armzalig lichaam gelijk maken aan zijn verheerlijkt lichaam. 1 Daarom, broeders en zusters, die ik liefheb en naar wie ik verlang, die mijn vreugde en erekrans zijn, blijf standvastig in de Heer.





°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°

Het vierde hoofdstuk begint met „Daarom”, en de tekst voor deze dag ook. Beide teksten roepen ons op om standvastig te zijn, niet vanuit een moraal die onze vaderen hebben beleefd, maar zelf heel bewust gericht op dat wat voor ons ligt. In 1 Kor.15 wordt gesproken over het geweldige einde dat eigenlijk een indrukwekkend begin zal zijn! Al het vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen, het sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen, voor het einde komt. Want als het aangezegde einde komt, begint het Koninkrijk Gods pas in volle heerlijkheid!
En wij zullen daarbij horen, als we als wedergeboren mensen ons geluk niet meer in het vergankelijke, maar in het onvergankelijke zijn gaan zoeken. Dit betekent niet dat we hier op aarde moeten zuchten dat het maar een tranendal is en dat het straks, in de hemel, pas goed gaat worden. Want Paulus zegt dat we niet straks, maar nu reeds „burgers zijn van een rijk in de Hemelen” (:20). En, omdat we burgers van dat hemelse rijk zijn geworden, doordat Jezus ons, door gehoorzaamheid aan Zijn Woord, heeft overgeplaatst vanuit de dood in het leven (Joh.5:24), weten we dat Hij komen zal om ook ons sterfelijk lichaam te veranderen, zodat het aan Zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig zal worden. Daarom vrienden is het einde, waarvan de Bijbel spreekt, een heerlijk begin van een nieuwe tijd! Maar dan hebben we toch ook alle reden om te volharden tot het einde, tot Hij komt! Wie deze hoop op Hem heeft, merkt dat er een totaal nieuwe gezindheid komt, waarin het een heilige vanzelfsprekendheid wordt om de wereldse begeerten te verzaken, omdat er gewoonweg geen tijd meer voor is, omdat de Geest van God ons dringt overvloedig te zijn in het werk voor Zijn Rijk!

Ga je het hele jaar hier neerzetten?
Ik vind het prima hoor maar begrijp het eerlijk gezegd niet zo goed.
Ik lees een eigen bijbels dagboek en hoef hier niet nog 1 te lezen.
Of ben ik de enige die er zo over denkt?
In dat geval ga je maar rustig verder. Knipoog smiley

Groet Mary
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht

Auteur Bericht
SOLAFIDE630





Berichten: 674

BerichtGeplaatst: woensdag 6 januari 2010, 19:41
 
MARY052 schreef:
Ga je het hele jaar hier neerzetten?
Ik vind het prima hoor maar begrijp het eerlijk gezegd niet zo goed.
Ik lees een eigen bijbels dagboek en hoef hier niet nog 1 te lezen.
Of ben ik de enige die er zo over denkt?
In dat geval ga je maar rustig verder. Knipoog smiley

Groet Mary

Nou ja......waarom niet. En zoals je zegt.....je hoeft het niet te lezen hoor......blijf dan bij je eigen dagboekje...er staat nergens dat je verplicht bent om dit te lezen...... Er zijn hier echter meer mensen....en goed geestelijk dagelijks voer, vind ik hier eigenlijk wel nodig.....

En....zoveel last kun je van deze topic niet hebben, want het is steeds onder hetzelfde kopje gesitueerd en sneeuwt de andere topics niet onder. Dus Mary.....ik weet eigenlijk niet, waarom je dit moet opmerken.........ook al zou je niet de enige zijn, die het zegt..... want bij de Heer heeft de meerderheid het niet te zeggen en bij mij ook niet. Knipoog smiley Clown smiley Smiley die vol vragen zit


Laatst aangepast door
SOLAFIDE630
op woensdag 6 januari 2010, 20:07
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht

Auteur Bericht
SOLAFIDE630





Berichten: 674

BerichtGeplaatst: woensdag 6 januari 2010, 19:58
 
6 januari


„Omdat het hierbij niet uitging van geloof, maar van vermeende werken. Zij hebben zich gestoten aan de steen des aanstoots.” Rom.9:32


Lezen: Jesaja 8:11-15 (Ga naar dit bijbelgedeelte)


Bijbelgedeelte bij 6 januari
Lezen: Jesaja 8: 11-15


Vertaling 1951

11 Want aldus heeft de HERE tot mij gezegd, toen zijn hand mij overweldigde en Hij mij waarschuwde niet op de weg van dit volk te gaan: 12 Gij zult geen samenzwering noemen alles wat dit volk een samenzwering noemt, en voor hetgeen zij vrezen, zult gij niet vrezen noch schrikken. 13 De HERE der heerscharen, Hèm zult gij heilig achten en Hij moet het voorwerp van uw vrees en Hij moet het voorwerp van uw schrik zijn. 14 Dan zal Hij tot een heiligdom zijn, en tot een steen, waaraan men zich stoot, en tot een rotsblok, waarover men struikelt, voor de beide huizen van Israël, tot een klapnet en tot een valstrik voor de inwoners van Jeruzalem. 15 En velen onder hen zullen struikelen en vallen, verpletterd, gestrikt en gevangen worden.



De Nieuwe Bijbelvertaling

11 Toen greep de HEER mij bij de hand en hield me voor dat ik me anders moest gedragen dan dit volk. Hij zei: 12 ‘Noem niet alles een samenzwering wat zij een samenzwering noemen. Wees niet bang voor wat hun angst aanjaagt, heb er geen ontzag voor. 13 Alleen de HEER van de hemelse machten is heilig, voor hem zijn angst en ontzag op hun plaats. 14 Hij zal een heiligdom zijn, maar ook de steen waaraan men zich stoot, de rots waarover de twee koningshuizen van Israël struikelen, de valstrik en het net waarin de inwoners van Jeruzalem verstrikt raken. 15 Velen zullen struikelen, ze komen ten val en worden vermorzeld, raken verstrikt en worden gevangen.




°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°

Wie zegt God te kennen en toch denkt zijn eigen weg te kunnen gaan, misleidt zichzelf en de waarheid is in hem niet, zegt de apostel Johannes (1Joh.1:6).
Israël was Gods volk en dat is het nog en zal het blijven zolang de zon en de maan ons zullen verlichten (Jer.31:36).
Maar als men tot het volk behoort, is dat nog geen garantie dat men daarom ook naar de wil van God leeft! God zegt tegen Jesaja, dat het volk helemaal niet meer weet wat goed en wat slecht is, hoewel men de wet uit het hoofd kent! Daarom waarschuwt Hij Jesaja om zich op geen enkele manier te vereenzelvigen met het volk (:12).
In het Nieuwe Testament wordt ons op verscheidene plaatsen iets dergelijks gezegd: „Maar gij geheel anders: gij hebt Christus leren kennen” (Ef.4:20), en: „Daarom gaat weg uit hun midden, en scheidt u af, spreekt de Here, en houdt niet vast aan het onreine” (2Kor.6:17). Als we werkelijk God ontmoeten in ons leven, zal Hij ons ongeveer hetzelfde zeggen als tegen Jesaja en ons waarschuwen niet op de weg van dit (vrome) volk te gaan. Maar het blijft gelukkig niet bij wat niet mag! Hij wijst ons ook de goede weg! „De HERE der heerscharen, Hèm zult gij heilig achten en Hij moet het voorwerp van uw vrees zijn.” Dan zullen we werkelijk veilig zijn onder Zijn vleugelen, terwijl anderen, die God niet heiligen in hun leven, zullen struikelen, vallen en verpletterd worden! Dit laatste is een vreselijke uitspraak. Maar laten we goed bedenken dat deze woorden van God niet gelden voor de heidenen, maar voor diegenen, die het Woord van God gehoord hebben, misschien wel zondag aan zondag, maar het maandag aan maandag naast zich neer hebben gelegd, alsof God op zondag niet sprak!
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht

Auteur Bericht
SOLAFIDE630





Berichten: 674

BerichtGeplaatst: vrijdag 8 januari 2010, 14:31
 
7 januari


„Mijn kinderen, ter wille van wie ik opnieuw weeën doorsta, totdat Christus in u gestalte verkregen heeft.” Gal.4:19


Lezen: Lucas 2:40-52 (Ga naar dit bijbelgedeelte)



Bijbelgedeelte bij 7 januari
Lezen: Lucas 2: 40-52


Vertaling 1951

40 Het kind groeide op en werd krachtig, en het werd vervuld met wijsheid, en de genade Gods was op Hem.
41 En zijn ouders reisden elk jaar naar Jeruzalem, op het Paasfeest. 42 En toen Hij twaalf jaar was geworden en zij, zoals dit bij het feest gebruikelijk was, optrokken, 43 en de feestdagen voleindigd hadden, bleef het kind Jezus bij hun terugreis te Jeruzalem achter, en zijn ouders bemerkten het niet. 44 Daar zij vermoedden, dat Hij bij het reisgezelschap was, gingen zij één dagreis ver en zochten Hem onder de verwanten en bekenden. 45 En toen zij Hem niet vonden, keerden zij terug naar Jeruzalem, Hem zoekende. 46 En het geschiedde na drie dagen, dat zij Hem vonden in de tempel, waar Hij zat te midden der leraren, terwijl Hij naar hen hoorde en hun vragen stelde. 47 Allen nu, die Hem hoorden, waren verbaasd over zijn verstand en zijn antwoorden. 48 En toen zij Hem zagen, stonden zij versteld en zijn moeder zeide tot Hem: Kind, waarom hebt Gij ons dit aangedaan? Zie, uw vader en ik zoeken U met smart! 49 En Hij zeide tot hen: Waarom hebt gij naar Mij gezocht? Wist gij niet, dat Ik bezig moet zijn met de dingen mijns Vaders? 50 En zij begrepen het woord niet, dat Hij tot hen sprak. 51 En Hij ging met hen terug en kwam te Nazaret en was hun onderdanig. En zijn moeder bewaarde al deze woorden in haar hart.
52 En Jezus nam toe in wijsheid en grootte en genade bij God en mensen.



De Nieuwe Bijbelvertaling

Het kind groeide op, werd sterk en was begiftigd met wijsheid; Gods genade rustte op hem. 41 Zijn ouders gingen jaarlijks voor het pesachfeest naar Jeruzalem. 42 Toen hij twaalf jaar was, maakten ze weer hun gebruikelijke pelgrimstocht. 43 Na afloop van het feest vertrokken ze naar huis, maar Jezus bleef in Jeruzalem achter zonder dat zijn ouders het wisten. 44 In de veronderstelling dat hij zich bij het reisgezelschap bevond, reisden ze een hele dag voordat ze hem overal onder hun verwanten en bekenden begonnen te zoeken. 45 Toen ze hem niet vonden, keerden ze terug naar Jeruzalem om hem daar te zoeken. 46 Na drie dagen vonden ze hem in de tempel, waar hij tussen de leraren zat, terwijl hij naar hen luisterde en hun vragen stelde. 47 Allen die hem hoorden stonden versteld van zijn inzicht en zijn antwoorden. 48 Toen zijn ouders hem zagen, waren ze ontzet, en zijn moeder zei tegen hem: ‘Kind, wat heb je ons aangedaan? Je vader en ik hebben met angst in het hart naar je gezocht.’ 49 Maar hij zei tegen hen: ‘Waarom hebt u naar me gezocht? Wist u niet dat ik in het huis van mijn Vader moest zijn?’ 50 Maar ze begrepen niet wat hij tegen hen zei. 51 Hij reisde met hen terug naar Nazaret en was hun voortaan gehoorzaam. Zijn moeder sloot alles wat er met hem gebeurd was in haar hart. 52 Jezus groeide verder op en zijn wijsheid nam nog toe. Hij kwam steeds meer in de gunst bij God en de mensen.




°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°

Men kan tot de gemeente van Jezus Christus behoren door het geloof dat Jezus voor al onze zonden gestorven is aan het kruis. Maar Paulus rustte niet voordat Jezus in al de gelovigen van de gemeente in Galatië gestalte had gekregen.
Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor onze tijd en daarom mogen ook wij niet rusten, voordat we zien dat Jezus gestalte heeft gekregen in al onze broeders en zusters om ons heen.
Het is niet zo dat wanneer we onze knieën in overgave aan Hem gebogen hebben, we ineens een volkomen Christen zijn geworden. De Bijbel vergelijkt ons dan met een pasgeboren baby die, door goede voeding en verzorging, mag opwassen tot zaligheid. Zulke pasgeboren baby’s behoren veel zorg en liefde te ontvangen temidden van de Gemeente. Veel jongeren, die nu werkelijk voor Jezus kiezen, missen deze zorg vaak maar al te erg. Ze worden óf argwanend door de ouderen bekeken óf geestelijk overbelast.
De boodschap die vandaag door dit Schriftgedeelte tot ons komt is, dacht ik, wat er staat in vers 40 en 52, dus aan het begin en aan het eind van dit stukje: „Het kind (Jezus) groeide op en werd krachtig, en het werd vervuld met wijsheid, en de genade Gods was op Hem” en: „Jezus nam toe in wijsheid en grootte en genade bij God en mensen”.
Zo zal Hij ook, als Hij door het geloof woning gaat maken in onze harten, geleidelijk aan meer gestalte in ons krijgen. Verrukt als we zijn van Zijn openbaring zullen wij, net als Hij, steeds meer bereid worden onze „ouderen” onderdanig te zijn zoals de Schrift zegt: in kinderlijk ontzag voor God. Hij heeft ons immers in Christus Jezus een voorbeeld ter navolging nagelaten?!
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht

Auteur Bericht
SOLAFIDE630





Berichten: 674

BerichtGeplaatst: vrijdag 8 januari 2010, 14:33
 
8 januari


„Daarom, velt geen oordeel vóór de tijd, dat de Here komt, die ook hetgeen in de duisternis verborgen is, aan het licht zal brengen.” 1 Kor.4:5a


Lezen: Matteüs 13:53-58 (Ga naar dit bijbelgedeelte)



Bijbelgedeelte bij 8 januari
Lezen: Matteüs 13: 53-58


Vertaling 1951

53 En het geschiedde, toen Jezus deze gelijkenissen ten einde gebracht had, dat Hij vandaar wegging. 54 En in zijn vaderstad gekomen, leerde Hij hen in hun synagoge, zodat zij versteld stonden en zeiden: Vanwaar heeft Hij die wijsheid en die krachten? 55 Is dit niet de zoon van de timmerman? Heet zijn moeder niet Maria en zijn broeders Jakobus en Jozef en Simon en Judas? 56 En behoren zijn zusters niet allen bij ons? Vanwaar heeft Hij dan dit alles? 57 En zij namen aanstoot aan Hem. Maar Jezus zeide tot hen: Een profeet is alleen in zijn vaderstad en in zijn huis ongeëerd. 58 En Hij deed daar niet vele krachten wegens hun ongeloof.

De Nieuwe Bijbelvertaling

53 Toen Jezus deze gelijkenissen had uitgesproken, verliet hij die plaats. 54 Hij kwam aan in zijn vaderstad en gaf de bewoners onderricht in hun synagoge, zodat ze stomverbaasd waren en zeiden: ‘Hoe komt hij aan die wijsheid en hoe kan hij die wonderen doen? 55 Hij is toch de zoon van de timmerman? Maria is toch zijn moeder, en Jakobus en Josef en Simon en Judas, dat zijn toch zijn broers? 56 En wonen zijn zusters niet allemaal bij ons? Waar heeft hij dat alles dan vandaan?’ 57 En ze namen aanstoot aan hem. Maar Jezus zei tegen hen: ‘Nergens wordt een profeet zo miskend als in zijn eigen stad en in zijn eigen familie.’ 58 En hij verrichtte daar niet veel wonderen, vanwege hun ongeloof.


°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°

We hebben als Christenen in de loop der eeuwen een eigenschap ontwikkeld waarmee we onszelf en anderen afgeleerd hebben de werken van God te zien. Het is de eigenschap van de kritische beschouwing! Er is bij ons zo weinig bereidwilligheid overgebleven om open te staan voor mensen, die anders denken dan wij. Zodra we iemand horen spreken vanuit een andere achtergrond dan we gewend zijn, rusten we niet voor we een mening hebben over hem en we stoppen hem het liefst in een ons bekend vakje, waarmee we de zaak verder als afgedaan beschouwen, zonder ons af te vragen, of God misschien zelfs door hem heen tot ons wilde spreken.
Jezus zegt: „Een profeet is alleen in zijn vaderstad en in zijn huis ongeëerd”. Misschien bedoelde Jezus wel te zeggen, dat hoe nader men tot iemand staat, hoe argwanender deze wordt bekeken. Goeroes uit het oosten worden aandachtig beluisterd, maar een Christenprofeet wordt in principe verworpen.
Immers, zodra hij iets zou zeggen waar we niet vertrouwd mee zijn, stellen we de vraag: ‘Wie is hij en tot welke kerk behoort hij?’ En hiermee erkennen we openlijk, zonder blikken of blozen, dat we de kostbare gave van onderscheiding, waar de Bijbel over spreekt, geheel zijn kwijtgeraakt.
Eén van de verfrissende ontdekkingen die ik deed toen ik eens in Israël was, was dat de Israëli niet vragen: ‘Waar kom je vandaan?’ of ‘Tot welke groep behoor je?’ Ze luisteren naar je en dan proeven ze of je ‘waar’ bent of niet en aan de hand daarvan wordt bepaald of je geaccepteerd wordt of niet! Ook frisse heidenen hebben die gave nog. Daarom zullen Joden én heidenen Jezus als hun Koning erkennen als Hij terugkomt! En wij???
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht

Auteur Bericht
SOLAFIDE630





Berichten: 674

BerichtGeplaatst: zondag 10 januari 2010, 01:24
 
9 januari


„Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God.” Ef.2:8


Lezen: Handelingen 3:11-26 Ga naar dit bijbelgedeelte)



Bijbelgedeelte bij 9 januari
Lezen: Handelingen 3: 11-26


Vertaling 1951

11 En toen hij Petrus en Johannes vasthield, liep al het volk rondom hen te hoop in de zogenaamde zuilengang van Salomo, vol verbazing. 12 En Petrus zag het en antwoordde het volk: Mannen van Israël, wat verwondert gij u hierover, of wat staart gij ons aan, alsof wij door eigen kracht of godsvrucht deze hadden doen lopen? 13 De God van Abraham en Isaak en Jakob, de God onzer vaderen, heeft zijn knecht Jezus verheerlijkt, die gij hebt overgeleverd en verloochend ten overstaan van Pilatus, ofschoon deze oordeelde, dat men Hem moest loslaten. 14 Doch gij hebt de Heilige en Rechtvaardige verloochend en begeerd, dat u een man, die een moordenaar was, geschonken zou worden; 15 en de Leidsman ten leven hebt gij gedood, maar God heeft Hem opgewekt uit de doden, waarvan wij getuigen zijn. 16 En op het geloof in zijn naam heeft zijn naam deze, die gij ziet en kent, sterk gemaakt; en het geloof door Hem heeft hem dit volkomen herstel gegeven in u aller tegenwoordigheid. 17 En nu, broeders, ik weet, dat gij uit onkunde hebt gehandeld, gelijk ook uw oversten; 18 maar zo heeft God in vervulling doen gaan wat Hij bij monde van alle profeten tevoren geboodschapt had, dat zijn Christus moest lijden. 19 Komt dan tot berouw en bekering, opdat uw zonden uitgedelgd worden, opdat er tijden van verademing mogen komen van het aangezicht des Heren, 20 en Hij de Christus, die voor u tevoren bestemd was, Jezus, zende; 21 Hem moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting aller dingen, waarvan God gesproken heeft bij monde van zijn heilige profeten, van oudsher. 22 Mozes toch heeft gezegd: De Here God zal u een profeet doen opstaan uit uw broeders, gelijk mij: naar hem zult gij horen in alles wat hij tot u spreken zal; 23 en het zal geschieden, dat alle ziel, die naar deze profeet niet hoort, uit het volk zal worden uitgeroeid. 24 En al de profeten, van Samuël af en vervolgens, zovelen er hebben gesproken, hebben ook deze dagen aangekondigd. 25 Gij zijt de zonen van de profeten en van het verbond, dat God met uw vaderen gemaakt heeft, toen Hij tot Abraham zeide: En in uw nageslacht zullen alle stammen der aarde gezegend worden. 26 God heeft in de eerste plaats voor u zijn Knecht doen opstaan en Hem tot u gezonden, om u te zegenen, door een ieder uwer af te brengen van zijn boosheden.


De Nieuwe Bijbelvertaling

11 De bedelaar klampte zich aan Petrus en Johannes vast, terwijl de hele menigte stomverbaasd rond hen samenstroomde in de zuilengang van Salomo. 12 Toen Petrus dat zag, richtte hij het woord tot het volk: ‘Israëlieten, waarom bent u zo verbaasd en waarom staart u ons aan alsof het aan onze eigen kracht of vroomheid te danken is dat deze man weer kan lopen? 13 Dit kon gebeuren omdat de God van Abraham en de God van Isaak en de God van Jakob, de God van onze voorouders, aan Jezus, zijn dienaar, de hoogste eer heeft bewezen. Het is deze Jezus die door u is uitgeleverd en verstoten, ook toen Pilatus bereid was hem vrij te laten. 14 U hebt de Heilige en Rechtvaardige verstoten en geëist dat aan een moordenaar gratie verleend zou worden. 15 Hem die de weg naar het leven wijst hebt u gedood, maar God heeft hem uit de dood doen opstaan, en daarvan getuigen wij. 16 Het komt door zijn naam en door het geloof in zijn naam dat deze man, die u hier voor u ziet en die u kent, kan lopen; het geloof dat Jezus schenkt, heeft hem in aanwezigheid van u allen gezond gemaakt. 17 Volksgenoten, ik weet dat u uit onwetendheid hebt gehandeld, evenals uw leiders. 18 Zo heeft God echter in vervulling doen gaan wat hij bij monde van alle profeten had aangekondigd: dat zijn messias zou lijden en sterven. 19 Wend u af van uw huidige leven en keer terug tot God om vergeving te krijgen voor uw zonden. 20 Dan zal de Heer een tijd van rust doen aanbreken en zal hij de messias zenden die hij voor u bestemd heeft. Dat is Jezus, 21 die in de hemel moest worden opgenomen tot de tijd aanbreekt waarover God van oudsher bij monde van zijn heilige profeten heeft gesproken en waarin alles zal worden hersteld. 22 Mozes heeft al gezegd: “De Heer, uw God, zal in uw midden een profeet zoals ik laten opstaan; luister naar hem en naar alles wat hij u zal zeggen. 23 Wie niet naar deze profeet luistert, zal uit het volk gestoten worden.” 24 Samuël en alle profeten na hem hebben deze tijd aangekondigd. 25 U bent de erfgenamen van de profeten; met uw voorouders heeft God zijn verbond gesloten toen hij tegen Abraham zei: “In jouw nageslacht zullen alle volken op aarde gezegend worden.” 26 God heeft zijn dienaar allereerst voor u laten opstaan en hem naar u gezonden om ieder van u die zich afkeert van zijn slechte daden te zegenen.’


°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°

Er was een groot wonder gebeurd. Vandaar dat Petrus en Johannes vol verbazing werden aangestaard. Het volk dat toestroomde, vond deze twee mannen heel geweldig. Wat moesten deze mannen toch een enorme kracht en grote godsvrucht hebben om dit te presteren!
Maar Petrus en Johannes houden zoveel van hun Here, dat ze het niet verdragen dat zij, in plaats van Jezus, de eer zouden krijgen. Daarom spreken ze tot de toegestroomde menigte meteen over de God van Abraham, Isaäk en Jakob. Daarom vertellen ze vol liefde over Jezus, die wel door de mensen gedood was, maar die door God is opgewekt uit de doden! En het was die Jezus, de opgestane Here, die deze verlamde man geloof tot genezing geschonken had!
Ach, we kunnen onszelf wel opschroeven tot een bepaald geloof, maar het werkelijk geloven is heus een gave van God, een geschenk uit de hemel dat niet verworven kan worden, maar eenvoudig in ontvangst genomen mag worden met een dankbaar hart. Geloof dat je jezelf verwerft is afgoderij, ook al verwerf je door het bestuderen van de Bijbel een geloofsleer over Jezus! God haat de afgoderij en het is deze afgoderij, ook de christelijke, die maakt dat God zich voor ons verbergt. We kunnen met ons hele hart geloven dat het verhaal van deze genezing echt gebeurd is, omdat het in de Bijbel staat. Maar om zélf te beleven door geloof genezing te ontvangen, ontstaat alleen door veel beproevingen heen, in het meer en meer Hem leren kennen als de opgestane Here, net als Petrus en Johannes. Want zo alleen leren we om alle afgodendienst als zonde te belijden en te verwerpen. Alleen dan ontstaat een heldere relatie met God, die, net als in de Bijbel, dan blijkt onze Geneesheer te zijn.
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht

Auteur Bericht
SOLAFIDE630





Berichten: 674

BerichtGeplaatst: zondag 10 januari 2010, 18:51
 
10 januari


„Daarom verklaar ik u op de dag van heden, dat ik rein ben van aller bloed; want ik heb niet nagelaten u al de raad Gods te verkondigen.” Hand.20:26,27


Lezen: Ezechiël 33:7-11 (Ga naar dit bijbelgedeelte)





Bijbelgedeelte bij 10 januari
Lezen: Ezechiël 33: 7-11


Vertaling 1951

7 Gij nu, mensenkind, u heb Ik tot wachter over het huis Israëls aangesteld. Wanneer gij een woord uit mijn mond hoort, zult gij hen uit mijn naam waarschuwen. 8 Als Ik tot de goddeloze zeg: Goddeloze, gij zult zeker sterven, – maar gij spreekt niet om de goddeloze te waarschuwen voor zijn weg, dan zal die goddeloze in zijn eigen ongerechtigheid sterven, maar van zijn bloed zal Ik u rekenschap vragen. 9 Maar als gij een goddeloze waarschuwt om zich van zijn weg te bekeren, doch hij bekeert zich daarvan niet, dan zal hij in zijn eigen ongerechtigheid sterven, maar gij hebt uw leven gered.
10 Gij nu, mensenkind, zeg tot het huis Israëls: Aldus zegt gij: onze overtredingen en onze zonden rusten op ons en daardoor kwijnen wij weg – hoe zouden wij dan leven? 11 Zeg tot hen: zo waar Ik leef, luidt het woord van de Here HERE, Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, maar veeleer daarin, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen. Want waarom zoudt gij sterven, huis Israëls?



De Nieuwe Bijbelvertaling

7 Jou, mensenkind, heb ik als wachter aangesteld voor het volk van Israël. Als je mijn woorden hoort moet je hen namens mij waarschuwen. 8 Als ik tegen een slecht mens zeg dat hij zal sterven, en jij zegt hem niet dat hij een andere weg moet inslaan, dan zal hij sterven door zijn eigen schuld, maar jou zal ik voor zijn dood ter verantwoording roepen. 9 Maar als je hem gewaarschuwd hebt dat hij een andere weg moet inslaan en hij doet dat niet, dan sterft hij door zijn eigen schuld, maar jij zult het er levend afbrengen.
10 Mensenkind, zeg tegen het volk van Israël: “Jullie zeggen: ‘Onze misdaden en onze zonden worden ons aangerekend en wij gaan eraan te gronde – hoe kunnen we dan nog blijven leven?’” 11 Zeg tegen hen: “Zo waar ik leef – spreekt God, de HEER –, de dood van een slecht mens geeft me geen vreugde, ik wil dat hij een andere weg inslaat en in leven blijft. Kom toch terug van de heilloze weg die jullie zijn ingeslagen, keer om, want waarom zouden jullie sterven, volk van Israël?”

°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°

Het is verschrikkelijk als je door jezelf, of door je omgeving, gesuggereerd wordt een roeping te hebben, terwijl God je in werkelijkheid niet geroepen heeft. Dat zijn de predikers die zeggen: „Zo luidt het Woord des Heren - terwijl de Here hen niet gezonden heeft; en dan wachten zij nog op de vervulling van het woord” (Ez. 13:6)! Hierdoor wordt de echte Goddelijke roeping minderwaardig gemaakt en kan men op den duur de dienst van God niet meer serieus nemen.
Ezechiël werd door de Here Zelf aangesteld als wachter over Gods Volk. Een door God aangestelde wachter mag niet naar eigen verworven inzichten handelen of spreken, maar: „Wanneer gij een woord uit Mijn mond hoort, zult gij hen uit Mijn Naam waarschuwen” (:7). Hierin heeft Jezus ook duidelijk bewezen de Dienstknecht des Heren te zijn (Joh.14:24). Ook Hij sprak alleen de Woorden die de Vader Hem te spreken gaf!
Maar dat is geen vrijblijvende zaak! Wanneer wij de opdracht hebben gekregen om te getuigen van Jezus en op te roepen tot bekering, maar we doen het niet uit vrees dat men ons zal bespotten, dan zal God ons rekenschap vragen van ‘t bloed van degenen tegenover wie wij zwegen. Zo zullen we, omgekeerd, ons leven redden als wij wel gehoorzaam zijn geweest en met ons hele hart van Jezus hebben gesproken en opgeroepen hebben tot bekering, ook al luisterde men niet. Wat een ernstige zaak! Wat luistert alles toch eigenlijk nauw in het Koninkrijk van God. Vandaar dat Paulus dan ook zegt: „Wee mij, als ik het Evangelie niet verkondig!” Geldt dat alleen voor speciale geroepenen, of geldt de boodschap uit het bijbelgedeelte van vandaag voor allen die zich in deze wereld getuigen van Jezus weten!?
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht

Auteur Bericht
SOLAFIDE630





Berichten: 674

BerichtGeplaatst: maandag 11 januari 2010, 23:12
 
11 januari


„Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend.” Joh.20:23


Lezen: Lucas 5:17-26 (Ga naar dit bijbelgedeelte)




Bijbelgedeelte bij 11 januari
Lezen: Lucas 5: 17-26


Vertaling 1951

17 En het geschiedde op een dier dagen, terwijl Hij bezig was te leren, dat er ook Farizeeën en wetgeleerden zaten, die gekomen waren uit alle dorpen van Galilea en Judea en uit Jeruzalem. En er was kracht des Heren, zodat Hij kon genezen. 18 En zie, daar kwamen (enige) mannen met een verlamde op een bed, en zij trachtten hem binnen te dragen en [hem] vóór Hem te leggen. 19 En toen zij geen gelegenheid vonden om hem binnen te dragen, vanwege de schare, gingen zij het dak op en lieten hem met zijn bed door de tegels in het midden neder, vlak vóór Jezus. 20 En hun geloof ziende, zeide Hij: Mens, uw zonden zijn u vergeven. 21 En de schriftgeleerden en de Farizeeën begonnen te overleggen en zeiden: Wie is deze, die (zulke) godslasterlijke dingen zegt? Wie kan zonden vergeven dan God alleen? 22 Doch Jezus doorzag hun overleggingen en antwoordde en zeide tot hen: Wat overlegt gij in uw harten? 23 Wat is gemakkelijker, te zeggen: Uw zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op en wandel? 24 Maar, opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op aarde zonden te vergeven – zeide Hij tot de verlamde: Tot u zeg Ik, sta op, neem uw bed op en ga naar uw huis. 25 En onmiddellijk stond hij voor hun ogen op, nam hetgeen, waar hij op gelegen had, mede en ging naar zijn huis, God verheerlijkende. 26 En ontzetting beving allen en zij verheerlijkten God, en werden met vrees vervuld, zeggende: Wij hebben heden ongelooflijke dingen gezien.



De Nieuwe Bijbelvertaling

17 Toen hij op een dag onderricht gaf, bevonden zich onder zijn gehoor ook Farizeeën en wetgeleerden die uit allerlei plaatsen in Galilea en Judea en uit Jeruzalem waren gekomen. De kracht van de Heer was werkzaam in hem, opdat hij zieken zou genezen. 18 Er kwamen een paar mannen met een verlamde op een draagbed, die ze naar binnen wilden brengen om hem voor Jezus neer te leggen. 19 Maar ze zagen geen kans om door de mensenmassa heen te komen, en dus gingen ze het dak op en lieten hem op het bed door een opening in het tegeldak naar beneden zakken tot vlak voor Jezus. 20 Toen hij hun geloof zag, zei hij tegen hem: ‘Uw zonden zijn u vergeven.’ 21 De schriftgeleerden en de Farizeeën begonnen zich af te vragen: Wie is die man dat hij deze godslasterlijke taal spreekt? Wie kan zonden vergeven dan God alleen? 22 Maar Jezus begreep wat ze dachten en zei tegen hen: ‘Vanwaar toch al die bedenkingen? 23 Wat is gemakkelijker, te zeggen: “Uw zonden zijn u vergeven” of: “Sta op en loop”? 24 Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.’ En hij zei tegen de verlamde: ‘Ik zeg u, sta op, pak uw bed en ga naar huis.’ 25 En onmiddellijk stond hij voor de ogen van alle aanwezigen op, pakte het bed waarop hij altijd had gelegen en vertrok naar huis, terwijl hij God loofde. 26 Allen stonden versteld en ze loofden God, en zeiden, vervuld van ontzag: ‘Vandaag hebben we iets ongelooflijks gezien!’





°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°

Wat is gemakkelijker, te zeggen: „Uw zonden zijn u vergeven”, of te zeggen: „Sta op en wandel?” Als Jezus ons die vraag zou stellen, zouden we antwoorden dat het eerste makkelijker is dan het laatste, omdat het eerste niet en het laatste wel te controleren is. Immers, als je tegen een verlamde zegt: „Sta op en wandel” en hij blijft liggen, dan weet iedereen dat dit woord krachteloos is geweest. Als we goed nadenken, beseffen we dat Jezus eigenlijk makkelijker kon zeggen: „Sta op en wandel”, dan: „Uw zonden zijn u vergeven”, omdat Hij immers voor dit laatste nog Zijn leven moest geven in de God-verlaten kruisdood!
Waar halen toch zoveel mensen de moed vandaan om anderen te zeggen dat hun zonden vergeven zijn, zonder dat zij hen ook maar enige bevrijding doen beleven...
Maar bij Jezus was dat anders! De verlamde die bij Hem gebracht was, heeft ervaren dat Jezus macht had op aarde om zonden te vergeven. En die macht had Hij, omdat Hij gehoorzaam is geworden tot de dood des kruises (Fil.2:8).
Voor Jezus is het belangrijker dat de zonden vergeven worden, dan dat we lichamelijke genezing ontvangen. Maar, als onze ziel gereinigd wordt van de zonde, door Jezus’ volbrachte werk, dan zullen we dat zeker ook lichamelijk merken. Want wiens zonden vergeven zijn, voelt nieuwe kracht door zijn lichaam stromen. God wil dit wonder ook nu nog geven, want Jezus heeft tegen ons gezegd: „Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u” (Joh.20:21)!
Iedereen die deze zendingsopdracht aanvaardt en zich zo onder de leiding van Gods Geest stelt, mag dan in de volmacht van Jezus tot velen zeggen: „Mens, uw zonden zijn u vergeven”!
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht

Auteur Bericht
SOLAFIDE630





Berichten: 674

BerichtGeplaatst: donderdag 14 januari 2010, 01:14
 
www.bijbelsdagboek.nl


13 januari


„Alle bitterheid, gramschap, toorn, getier en gevloek worde uit uw midden gebannen.” Ef.4:31a


Lezen: Psalm 73:21-28 (Ga naar dit bijbelgedeelte)


Bijbelgedeelte bij 13 januari
Lezen: Psalm 73: 21-28


Vertaling 1951

21 Toen mijn hart verbitterd was,
en ik in mijn nieren geprikkeld werd,
22 toen was ik een grote dwaas en zonder verstand,
ik was een redeloos dier bij U.
23 Nochtans zal ik bestendig bij U zijn,
Gij hebt mijn rechterhand gevat;
24 Gij zult mij leiden door uw raad,
en daarna mij in heerlijkheid opnemen.
25 Wie heb ik (nevens U) in de hemel?
Nevens U begeer ik niets op aarde;
26 al zou mijn vlees en mijn hart bezwijken,
mijns harten rots en mijn erfdeel is God voor eeuwig.
27 Want zie, wie verre van U zijn, gaan te gronde,
Gij verdelgt al wie overspelig U verlaat,
28 maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te zijn,
de Here HERE heb ik tot mijn toevlucht gesteld,
en ik wil al uw werken vertellen.


De Nieuwe Bijbelvertaling

gekwetst van binnen,
22 dom en dwaas,
was ik bij u als een redeloos dier.

23 Maar nu weet ik mij altijd bij u,
u houdt mij aan de hand
24 en leidt mij volgens uw plan.
Dan neemt u mij weg, met eer bekleed.

25 Wie buiten u heb ik in de hemel?
Naast u wens ik geen ander op aarde.
26 Al bezwijkt mijn hart en vergaat mijn lichaam,
de rots van mijn bestaan, al wat ik heb,
is God, nu en altijd.

27 Wie ver van u blijven, komen om,
wie u ontrouw zijn, verdelgt u.
28 Bij God te zijn is mijn enig verlangen,
mijn toevlucht vind ik bij God, de HEER.
Van al uw daden zal ik verhalen.



°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°

Er zijn mensen die zo heel dierbaar over God kunnen praten, maar ondertussen erg onbetrouwbaar blijken te zijn in het zakenleven. Hierdoor wordt het heel begrijpelijk dat mensen die de Here nog niet kennen, heel argwanend tegenover het Christendom staan!
Als wij het Schriftgedeelte voor vandaag lezen, zullen we met het eerste gedeelte geen moeite hebben: „Toen mijn hart verbitterd was”. Dat verbitterd zijn kennen we allemaal wel. Dat is een vreselijk iets, wat het hele leven kan uithollen! Maar velen hebben geleerd om met een verbitterd hart te leven, want zij weten vaak niet beter!
Asaf, de schrijver van deze Psalm, weet hoe vreselijk het is om verbitterd te zijn: „toen was ik een grote dwaas en zonder verstand, ik was een redeloos dier bij U”.
Wij vinden het misschien heel gewoon om verbitterd te zijn en misschien ook heel redelijk, maar Asaf besefte dat God er heel anders over dacht. „Bij U” betekent: in Gods oog.
Wie vindt dat hij recht en reden heeft om verbitterd te zijn, handhaaft zichzelf en wil niet gehoorzaam worden aan de Here die zegt dat alle bitterheid uit ons midden gebannen moet worden! Als wij onze bitterheid als zonde gaan belijden, gaan we Gods vrede ervaren als Zijn antwoord op ons belijden. Dat is zo’n rijkdom, dat we dan ook niets meer nevens Hem (buiten Hem om) op aarde begeren. Wie dit geloofsgeheimenis gaat ervaren, beseft dat het echt geen geloofsprestatie, geen offer is om niets meer buiten Hem om te begeren. Neen, het geluk om Zijn vrede diep in ons hart, verlost van alle bitterheid, te ervaren, is zo kostbaar dat het dwaas wordt om daarnaast nog wat anders te begeren.


Laatst aangepast door
SOLAFIDE630
op donderdag 14 januari 2010, 01:20
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht

ChristianMatch forum index » Bijbel en bijbelstudie
Pagina 1 van 1